Procedure tegen ds. Hendrikse voortgezet
Het regionaal college voor de visitatie in Zeeland van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) gaat onderzoeken of ds. K. Hendrikse „zo predikt en leert dat de fundamenten van de kerk worden aangetast.”
De protestantse classis Zierikzee, die woensdag in Tholen vergaderde, geeft het regionaal college daartoe de opdracht. Daarmee wordt de kerkelijke procedure tegen ds. Hendrikse voortgezet.Aanleiding voor het onderzoek is de publicatie ”Geloven in een God die niet bestaat” van ds. Hendrikse, predikant van de (vrijzinnige) hervormde wijkgemeente van bijzondere aard te Zierikzee en van de Koorkerkgemeente in Middelburg. Binnen de Protestantse Kerk ontstond veel commotie rond het boek, waarin de predikant zich een gelovige atheïst noemt.
De classis besloot in mei de kerkenraad van ds. Hendrikse te horen over de uitspraken van de predikant. Daartoe stelde de vergadering een hoorcommissie in die met de kerkenraad van de vrijzinnige wijkgemeente in Zierikzee in gesprek zou gaan over de opvattingen van zijn predikant.
De classis sprak woensdag uit dat de kerkenraad het gesprek heeft „verhinderd” door tijdens een bijeenkomst op 23 juni alleen een verklaring voor te lezen. De kerkenraad wees vervolgens een tweede gesprek af.
Ds. M. E. G. de Zeeuw, preses van de classis Zierikzee, zei donderdagmorgen teleurgesteld te zijn over de handelwijze van de kerkenraad. „Je doet een poging elkaar te bereiken. Maar als een kerkenraad daar niets voor voelt, moet er een volgende stap worden genomen.”
De classicale vergadering vindt dat de kerkenraad voldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn visie duidelijk te maken. „De fase van het horen van de kerkenraad kan als een gepasseerd station worden beschouwd.”
Het breed moderamen van de classis gaat nu op basis van ordinantie 10-14 van de kerkorde een opdracht formuleren voor het regionaal college, zodat dit een onderzoek kan beginnen. Dit artikel gaat over de vraag of er reden is om aan te nemen dat een predikant „zo predikt en leert dat de fundamenten van de kerk worden aangetast.” Indien uit dat onderzoek blijkt dat het vermoeden niet zonder grond is, legt de classicale vergadering de zaak voor aan de synode.
Op grond van ordinantie 10-15 van de kerkorde neemt de synode de zaak over. Zij komt vervolgens tot een uitspraak, waarnaar de betrokken predikant zich kan voegen. Doet hij dat niet, dan wordt betrokkene door de synode uit het ambt ontheven. Mocht de predikant later alsnog verklaren het oordeel van de synode te aanvaarden, dan kan de synode hem weer de bevoegdheid geven „te mogen staan in het ambt.”