Binnenland

„Ze zien wel waar de cliënt mee komt”

Weten christelijke zorgverleners kwesties die te maken hebben met het geloof in hun werk een goede plaats te geven? „Eigenlijk kiezen ze voor een verlegenheidsoplossing.”

25 September 2009 16:27Gewijzigd op 14 November 2020 08:45
Dr. R. R. van Leeuwen. Foto GH
Dr. R. R. van Leeuwen. Foto GH

Christelijke hulpverleners achten zich „redelijk handelingsbekwaam” in het omgaan met geloof in de hulpverlening, zo luidt op pagina 19 van het onderzoeksrapport ”Geloof in hulpverlening” de geruststellende conclusie. Een tiental bladzijden verder omschrijven de onderzoekers het gedrag van diezelfde verzorgenden echter als „kijk- en luistergedrag.”„We bedoelen daarmee dat ze terughoudend zijn en pas aandacht geven aan geloofs­kwesties nadat de cliënt daartoe het initiatief neemt”, verduidelijkt lector dr. R. R. van Leeuwen, die het rapport vandaag presenteerde. „Daarmee is de benadering die ze kiezen eigenlijk een verlegenheidsoplossing. Vanuit hun levensovertuiging willen ze oog hebben voor het geestelijk welzijn van patiënten. Maar doordat ze nooit specifieke scholing hebben gehad en van hun werkgever amper handvatten meekrijgen, kiezen ze voor een afwachtende houding en zien ze wel waar de cliënt mee komt.”

Of christelijke artsen en verpleegkundigen daarmee onder de maat presteren? Van Leeuwen: „Laat ik het zo zeggen: Ruimte om zich op dit vlak verder door te ont­wikkelen, zie ik voor deze hulpverleners volop.”

Welke mate van aandacht voor het geestelijk welzijn van cliënten moet er minimaal zijn?

„Hulpverleners moeten om te beginnen onderkennen dat geloof en welzijn met elkaar samenhangen. Zo kunnen patiënten in moeilijke tijden steun hebben aan hun geloof. Tegelijkertijd kunnen ziekte en tegenslag ook vragen oproepen over Gods leiding in het leven; vragen die het welzijn van patiënten negatief kunnen beïnvloeden. Hulpverleners moeten zich daarvan bewust zijn. Ze mogen niet denken: Ik ben er alleen voor de lichamelijke zorg.

Daarnaast wil ik het belang van zelfreflectie benadrukken. Laat hulpverleners zich vooral de vraag stellen: Hoe ziet mijn levensovertuiging eruit en hoe beïnvloed ik daarmee mijn cliënt? Tijdens een cursus kwam het voorbeeld ter sprake van een niet-kerkelijke cliënte die op zondag aan een christelijke thuiszorgverpleegkundige vroeg haar wasmachine te laten draaien. Dat praat je over een situatie waarin hulp­verleners niet zomaar neutraal kunnen aansluiten bij de levensovertuiging van de cliënt. In dit geval realiseerde de verpleegkundige zich dat zij en haar collega’s niet van elkaar wisten hoe ze met dergelijke situaties omgingen. Het was in het team nog nooit aan de orde geweest.”

Een van uw aanbevelingen luidt dat hulpverleners hun aandeel in de spirituele zorg aan cliënten moeten vastleggen in het zorg-of behandelplan. Dat is wel heel expliciet.

„Nou, dat vraag ik me af. Ik denk aan een hulpbehoevende patiënt die vraagt of er elke avond een stukje uit de Bijbel kan worden gelezen. Zoiets kunnen verzorgenden heel goed in een zorgplan vastleggen. Anders hangt het misschien af van de hulpverlener in kwestie of het gebeurt.”

In een van de ontwikkelde cursussen komt „de psychopathologie van een patiënt bij het toepassen van religieuze interventies” aan de orde. Wat houdt dat in?

„Dat slaat op bijscholing rond situaties waarin hulpverleners bidden als onderdeel van de hulpverlening tijdelijk beter achterwege kunnen laten, bijvoorbeeld omdat de patiënt ernstig verward is of kampt met waanideeën. Tijdens de cursus proberen we hun bij te brengen dat ze ook daar alert op moeten zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer