Bollentelers wijzen ijslenstheorie af
De bollentelers uit Lisse verwijzen de zogenaamde ijslenstheorie als verklaring voor de miljoenenschade die zij in de winter van 1997 opliepen naar het rijk der fabelen.
Dat bleek maandag tijdens een rechtszitting bij de Raad van State. Dertig bollentelers eisen schadevergoeding van de provincie Zuid-Holland. Volgens hen is de provincie verantwoordelijk voor de schade die zij liepen vanwege een te hoge waterstand in de duinen. Daardoor zijn hun bollen gaan rotten.De telers verwierpen maandag de ijslenstheorie. Een ijslens kan optreden als plots de dooi invalt na weken van strenge vorst. De bovenlaag van de aarde ontdooit, maar de grond eronder is nog bevroren. Daardoor stroomt het grondwater niet weg en gaan de bollen rotten.
Volgens de bollentelers is de grootste schade ontstaan na een verhoging van de grondwaterstand in de duinen, vlak bij hun landerijen. Dat is een gevolg van een grondwatervergunning die de provincie in 1995 aan het Amsterdamse duinwaterbedrijf heeft verleend. Daardoor ging de grondwaterstand in de duinen omhoog.
Onderzoek van prof. dr. C. van den Akker wijst echter uit dat mogelijk 10 procent van de geclaimde schade, zo’n 2,8 miljoen euro, te wijten is aan veranderingen in de grondwaterstand. Maar de bollentelers vinden dat het onderzoek schromelijk tekortschiet. „Van den Akker was in de jaren zeventig verbonden aan het Amsterdamse waterleidingbedrijf. Om die reden is hij partijdig”, aldus de raadsman van de bollentelers.