Buitenland

Istanbul likt wonden na overstroming

De stortbuien die Istanbul vorige week teisterden, de hevigste in tachtig jaar, laten een spoor van vernielde huizen, geruïneerde fabrieken, en zeker dertig doden achter. Veel slachtoffers werden tijdens hun slaap verrast. „Binnen 10 minuten stond het water 2 meter hoog.”

Wilfred van de Poll
16 September 2009 10:53Gewijzigd op 14 November 2020 08:40

„Alles kapot”, verzucht Mehmed Demir, een kleine, gejaagde man van begin vijftig, terwijl hij opstaat en naar de muur van zijn huis loopt. „Het water stond helemaal tot hier.” Zijn hand trekt een denkbeeldige streep op de muur, bijna een meter boven de stoep, glijdt dan naar beneden en wijst door een gebroken raam een kamer vol glasscherven en kapotte stoelen in. „Daarbinnen alles kapot”, verduidelijkt hij nog eens.Mehmeds huis ligt op de hoek van Gülistan Sokak, een straatje in de buurt van de Atatürkboulevard, de drukke weg die naar het vliegveld van Istanbul leidt, in het westen van de stad. Door modderstromen, losgeraakte stoepstenen, golfplaten en zwerfhout is het onmogelijk Gülistan Sokak met de auto in te rijden. Straatjochies hebben het rijk alleen en voetballen tussen het puin. De volwassenen zitten een beetje ontredderd voor hun huis, drinken thee, sommigen hebben kruiwagens en ruimen puin.

Ramazan, een magere, goedlachse jongen van zestien, draagt een dienblad met blikjes cola aan, die buiten op minuscule houten krukjes worden leeggedronken. Hij werkt in de minimarkt van zijn vader, die volgestouwd is met frisdrank, waterflesjes, sigaretten en simits, ronde broden met sesamzaad, die je overal in Istanbul voor 25 cent kunt kopen. Achter de winkelruimte bevinden zich twee kamers, die leeg zijn, op een matras en een televisie na. Onder de winkel ligt een kelder, waarin vijf nauwe kamertjes zijn gemaakt.

„We wonen hier met zijn twaalven”, vertelt Mehmed. Zijn eigen gezin van zes personen, plus vrienden en familieleden. Zeven van de twaalf bewoonden de kelder, waar het water zijn ergste sporen heeft nagelaten, en slapen nu bij kennissen. „Ik denk dat ze over drie weken weer terug kunnen komen”, schat Mehmed in. „Dan is het ergste vuil wel weg. Maar die ramen, wat moet ik daarmee doen? En de matrassen? De stoelen? We hebben geen geld om nieuwe te kopen.”

Op Taocai Yolu, een weg pal naast de Atatürkboulevard, bevinden zich bedrijven en fabrieken die zwaar hebben geleden onder de overstroming. Terwijl werklieden overal puinruimen in de gebouwen van Hedefgida en Holiday Inn, zien beveiligingsbeambten erop toe dat niemand het terrein betreedt. Foto’s maken is verboden.

Op het terrein van de fabriek zit Mohammed (38) met twee vrienden op een paar verspreid liggende stenen in de modder. Ze drinken thee en lachen. Dan baant Mohammed zich een weg door het slijk naar de plek waar zijn truck stond tijdens de overstroming. „Ik lag in de cabine toen er plotseling een enorme golf over de snelweg heen viel”, herinnert hij zich. „Snel ben ik de cabine uit geklommen en op het dak van de truck gaan zitten, om op hulp te wachten. Binnen 10 minuten stond het water 2 meter hoog.”

Aan het eind van de weg bevindt zich een rustplek voor truckers. Het is een grote lap grond, ingeklemd tussen de Atatürkboulevard en de snelweg naar het centrum. Hier werd vorige week een nachtmerrie werkelijkheid, toen zeven truckers de dood vonden tijdens de overstroming. Ze werden in hun slaap verrast door het water, dat zich vanuit de snelweg op de lager gelegen rustplek stortte. Voor de truckers goed en wel wakker waren, was het al te laat. De plek is een ravage, een eethuis van ijzeren platen is achteloos door het water omver geduwd en ligt op zijn kant in de modder. Bulldozers rijden af en aan.

Arif (48) heeft het overleefd. Hij heeft zijn vrachtwagen op de weg voor de rustplek geparkeerd en eet met zijn veertienjarige zoontje couscous op de stoep. De voorruit van de truck is gebarsten, modder en graspollen kleven nog aan de onderkant van de bumpers. „Ja, ik heb geluk gehad”, zegt hij. „Ik was net op tijd wakker, en mijn truck bevond zich niet op het laagste gedeelte.” Op de vraag of hij, als de rustplek weer in gebruik wordt genomen, er weer zal overnachten, moet hij even nadenken. Dan knikt hij, half lachend. „Maar echt rustig zal ik er niet meer slapen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer