Niemand is blij met ”Solania”
De inwoners van Servië en Montenegro werden woensdag wakker in een land met een nieuwe naam, maar zonder vlag, volkslied of president. Behalve de Europese Unie, die haar heeft verzonnen, is niemand echt blij met de nieuwe unie Servië en Montenegro, die het Joegoslavische parlement dinsdag uitriep.
EU-buitenlandcoördinator Javier Solana gaf donderdag uiting aan zijn „oprechte tevredenheid” over het van kracht worden van het „constitutionele handvest” van Servië en Montenegro. De overeenkomst is totstandgekomen onder grote druk van Solana, die verdere desintegratie van staten op de Balkan wil voorkomen. Cynici in Servië en Montenegro noemen het nieuwe land dan ook ”Solania”.
Dat Joegoslavië is opgedoekt, laat veel mensen koud. „Betekent dit dat we weer in de rij moeten staan om een nieuw paspoort te krijgen?” is de eerste vraag die opkomt bij de 32-jarige Jelena Misic uit Belgrado. In Podgorica, de hoofdstad van Montenegro, zegt computerprogrammeur Danka Stojanovic: „Het leven blijft hier de komende jaren moeilijk, wat er verder ook wordt van dit land.”
Anderen zijn weemoediger: het dagblad Vecernje Novosti raakte bij velen een snaar met de paginabrede kop ”Vaarwel Joegoslavië!” Het oude Joegoslavië „leeft voort in de geschiedenis en in de herinnering van de generaties die in zijn naam hebben geleefd en geleden”, schreef de krant.
De politiek houdt zich intussen met praktischer zaken bezig. De Joegoslavische staatsinstellingen moeten worden omgevormd. Binnen dertig dagen moeten er een federale raad van ministers, een parlement en een president zijn. Het parlement komt er als eerste en wordt voorlopig gevormd door afgevaardigden van de parlementen van de deelrepublieken. Een van de eerste taken is het kiezen van een president, die vervolgens enkele ministers mag benoemen die zich gaan bezighouden met de onderwerpen die nog op federaal niveau worden afgehandeld: buitenlands beleid en defensie.
Als president wordt getipt de 48-jarige Montenegrijnse jurist Svetovar Marovic. Hij behoort tot het kamp dat naar onafhankelijkheid streeft, maar geldt als gematigd. De man die tot en met dinsdag president van Joegoslavië was, Vojislav Kostunica, zit zonder baan.
Een vlag, een volkslied en een wapen heeft de nieuwe staat nog niet. Dat is een gevolg van onenigheid tussen politici uit de twee deelrepublieken. Dat de vlag blauw wordt, staat min of meer vast, maar de Serviërs willen het donkerblauw uit hun vlag terugzien, en de Montenegrijnen het lichtblauw uit de hunne.
Onbepaald is nog altijd het lot van Kosovo. De grondwet van het nieuwe land spreekt van een deel van Servië dat tijdelijk onder internationaal bestuur staat, tot verontwaardiging van de Albanezen in Kosovo. Een groep van 42 Kosovaarse parlementariërs stelt daarom voor de onafhankelijkheid uit te roepen. De VN, die Kosovo besturen, lieten meteen weten dat daar geen sprake van kan zijn.
Servië is bang dat het Kosovo, waar een grote Servische minderheid woont, nooit meer terugkrijgt. De huidige toestand leidt vroeg of laat tot de onafhankelijkheid van Kosovo, vreest de Servische premier, Zoran Djindjic. Hij is daarom bij de internationale gemeenschap aan het lobbyen geslagen voor een Servische rol bij het bestuur van de provincie. Enkele dagen geleden stelde Djindjic voor soldaten van de NAVO-vredesmacht die worden teruggetrokken in verband met een eventuele oorlog in Irak te vervangen door Servische politieagenten. De NAVO laat echter weten dat er geen plannen zijn om een deel van de 30.000 NAVO-soldaten uit Kosovo terug te trekken.