Schriftgezag staat onder druk
Reformatorische jongeren accepteren een beroep op de Bijbel veel minder vanzelfsprekend dan vroeger, stelde drs. H. G. Leertouwer gisteren in een lezing op de Haamstedeconferentie. Hij schetste de ontwikkelingen in de jongerencultuur binnen de gereformeerde gezindte. Een samenvatting.
Maandag maakte ik voor de zevenendertigste keer de opening mee van een nieuw cursusjaar op de Guido de Brès in Rotterdam. Na zo veel jaren krijg ik wel eens de vraag wat er naar mijn waarneming in die tijd veranderd is.Laat ik beginnen met wat niet is veranderd: met jonge mensen spreken over Gods Woord. Er zijn gelukkig nog steeds heel wat jongeren die daarvoor belangstelling hebben. Een tweede punt dat niet is veranderd, is dat jongeren en ouderen van huis uit alles tegen hebben als het om God en Zijn dienst gaat. Het spreken en handelen van God staat immers haaks op ons denken, voelen en beleven. Die twee gegevens relativeren een vergelijking tussen het huidige en het vroegere onderwijs.
Wat is er sinds jaren zestig in onze samenleving veranderd? Ik vat dat samen in een viertal hoofdlijnen.
De eerste hoofdlijn is een afnemende erkenning van het gezag van de Schrift. En dat niet in formele zin, dat de Bijbel het Woord van God is. Dat is in grote lijnen hetzelfde gebleven. Het gaat meer om de relevantie van de Schrift voor de praktijk van het leven. Vroeger was een beroep op de Schrift bij bijvoorbeeld een ethische kwestie doorslaggevend. De Schrift stond in elk geval buiten discussie.
Bij veel leerlingen is dit nog steeds het geval. Maar je komt nu ook heel andere reacties tegen. Je ziet het aan de houding: ja, dat kan de Bijbel wel zeggen, maar wat dan nog? „Ik vind dat…”, „Ik kan me niet voorstellen dat…”, en vul maar in.
In 1980 verscheen in de Gereformeerde Kerken het Rapport ”God met ons”, waarin het zogeheten relationele waarheidsbegrip werd verdedigd. Kort gezegd: waarheid is er niet zonder de inzet van mensen. Het komt mij voor dat dit waarheidsbegrip onder ons op steeds meer sympathie mag rekenen. Het criterium voor wat waarheid is wordt steeds meer ons voorstellingsvermogen, ons gevoel.
Antiautoritair
Een tweede hoofdlijn komt voort uit het verzet tegen het bestaande gezag van tal van jongeren in de jaren zestig. Het was de tijd van de nozems, de provo’s, de studentenonlusten, de tijd van de Beatles. In kerk en theologie bepleitten moderne theologen ruimte voor Schriftkritiek, evolutionisme en een alternatieve verzoeningsleer, terwijl men ook andere dan gangbare standpunten verdedigde over bijvoorbeeld gezinsvorming en abortus provocatus.
Die revolutionaire ontwikkelingen hebben vooral hun beslag gekregen onder ons volk in de jaren zeventig. Ouders kozen meer en meer voor een antiautoritair model van opvoeding. De bevelshuishouding, zo zeggen sociologen dat, werd vanaf die tijd langzamerhand via een overleghuishouding veranderd in een onderhandelingshuishouding.
We vinden dat antiautoritaire denken terug in het onderwijs. De leerling wordt gezien als coördinator van zijn eigen leerproces, waarbij voor de docent de rol van coach overblijft. Het antiautoritaire opvoedingsmodel heeft opgeleverd, dat kinderen meer zelf bepalen wat ze wel of niet doen. Jongeren willen alleen leren als ze iets leuk of interessant vinden.
Een derde hoofdlijn is het individualiseringsproces als gevolg van een emancipatiebeweging. De positie van de vrouw is in een halve eeuw sterk veranderd. Tot 1956 was de getrouwde vrouw nog handelingsonbekwaam. Voor een arbeidsovereenkomst had zij bijvoorbeeld de handtekening van haar man nodig. Sinds die tijd is door een reeks wetten de financiële positie van de vrouw en haar rechten op sociale zekerheid geheel gelijkgesteld aan de man en is het kostwinnersprincipe losgelaten.
Het gevolg is dat de Bijbelse roeping tot het moederschap in de verdrukking komt. En daaraan zit veel meer vast, bijvoorbeeld de belijdenis van Gods voorzienigheid en de roeping om kinderen te krijgen vanwege de voortgang van Gods Koninkrijk.
Natuurlijk kunnen we niet ongenuanceerd aan alle vragen en problemen op dit terrein voorbijgaan. De positie van jongeren vandaag is verre van eenvoudig. Maar waar blijft het christelijk getuigenis? Heeft ook de kerk zich meer dan eens zonder veel te zeggen aangepast bij de veranderde situatie? Je moet je vandaag als goed opgeleide jonge vrouw bijna verantwoorden als je er bewust voor kiest om als moeder er primair thuis voor je gezin te zijn.
Netwerksamenleving
Maar het gaat bij de invidualiseringsgedachte natuurlijk niet alleen om de positie van de vrouw. Ze sluit helemaal aan bij het zogeheten postmoderne denken, dat aan het einde van de vorige eeuw het modernisme verving. Dat is de vierde hoofdlijn. Dat postmoderne denken valt te waarderen in zoverre het een kritische reactie is op vermeende zekerheden van de wetenschap en de gedachte dat we door een beroep op de menselijke rede een betere samenleving zouden krijgen. Maar postmodern heeft ook de betekenis dat er niet zoiets als waarheid is. Ieder heeft slechts zijn eigen subjectieve kijk op de werkelijkheid en het leven, en al die verschillende ideeën zijn allemaal even waar of onwaar.
Die verandering heeft ook geleid tot een andersoortige samenleving. We hebben het dan over een netwerksamenleving. Vanouds hoorden wij thuis in sociale groepen, en wel ons leven lang. Maar nu kies je voor contact met de groep, waar je bij wilt horen. Vooral bij jongeren zien we deze verandering sterk. Zij kiezen via msn, e-mail en hyves voor hun eigen verbanden. De oude sociale verbanden, bijvoorbeeld verenigingen en de buurt gaan erop achteruit. Je zou kunnen zeggen dat netwerken ook een vorm is van sociaal contact. Maar het verschil is wel dat het veel meer gericht is op jezelf, wat het jou oplevert en waaraan jij plezier beleeft.
Als we het hierbij laten, schetsen we echter een te eenzijdig beeld van jongeren. Ze moeten veel meer dan vroeger kiezen en keuzes maken die hun verdere leven bepalen. Dat geeft veel onzekerheid. Die wordt nog versterkt door dat de vroegere harmonie tussen gezin, kerk, school en media is weggevallen. De samenleving is veel complexer geworden, er komt een overvloed aan informatie op jongeren af. Bij het ontbreken van een duidelijk zingevingsverband en een levensdoel kan die zogenaamde vrijheid een drukkende last worden. Het besef van de moeilijke positie waarin jongeren zich bevinden bewaart ons voor een afstandelijk en koel oordeel.
Open communicatie
Een goed inzicht in ontwikkelingen onder reformatorische jongeren biedt het boek ”De onschuld voorbij” van mevrouw José Baars-Blom. De auteur rondde haar studie culturele antropologie af met een onderzoek op de Pieter Zandt scholengemeenschap naar de leefwereld, de leefwijze en enkele denkbeelden van reformatorische meisjes.
Uit haar onderzoek komt het grote belang van open communicatie naar voren. Een stevige gesloten gemeenschap met grensbewaking maar zonder communicatie, zo concludeert Baars, werkt de secularisering in de hand. Waar thuis in het gezin niet meer gepraat wordt, in het algemeen maar ook in het bijzonder over God en Zijn dienst, missen jongeren de nodige vorming op weg naar de volwassenheid. Dat raakt ook de gereformeerde gezindte, die meer dan menigeen beseft door het carrièredenken is geïnfecteerd. Het moederschap als getrouwde vrouw wordt steeds minder als Bijbelse roeping beleefd. En we komen dat ook op school bij onze jongeren al tegen.
Depressie
Een gevolg van deze ontwikkeling is dat het hele leven onder een steeds grotere druk komt te staan. Er is vaak een ijzige planning om alles doordeweeks te regelen. En het weekend is er dan als tijd om aan allerlei sociale verplichtingen te voldoen. We zullen daarom niet zozeer kritisch naar onze jongeren moeten kijken, maar beseffen dat ze in zo’n samenleving opgroeien, een samenleving waarin de spanningen oplopen. Depressie is hard op weg volksziekte nummer één te worden. Het gebruik van antidepressiva is van 1999 tot 2006 verdubbeld. In die samenleving moeten jongeren hun weg zien te vinden.
Als afsluiting wil ik wijzen op een lezenswaardig artikel over depressiviteit van prof. Frits de Lange, hoogleraar ethiek in Kampen, in Trouw van 7 februari. De Lange zoekt de oorzaak van de toename van depressiviteit niet zozeer in de competitieve maatschappij. „Van een wedstrijd met anderen worden we wel moe, maar niet ziek”, zo schrijft hij. De oorzaak zoekt hij in de nagestreefde autonomie van de mens. Wie zichzelf schept, is nog niet klaar met zichzelf, maar moet zichzelf eindeloos verbeteren.
Zelfacceptatie
Wijst De Lange een weg om uit de impasse te komen? Ja, zelfs twee. De eerste is dat we weer echt transcendentie nodig hebben, een horizon die onszelf overstijgt. En het tweede dat depressie vermindert is zelfacceptatie. Met mij moet ik het doen, laat ik dat dan ook van harte willen.
Het is jammer dat prof. De Lange deze beide lijnen niet uitwerkt in een evangelische zin. Er is –en ik denk nu met name aan onze jongeren– niets dat zo heilzaam is als de overtuiging dat er een God in de hemel is, Die ons aller leven leidt. En er is niets dat zo veel rust geeft als het geloof dat God in Zijn Zoon een genadig God is. Dat Evangelie bevrijdt jongeren van de kramp iemand te moeten zijn die ze niet zijn. Dan hoeven ze niet boven hun stand te leven. Als er in hun leven die toewending naar God is, Die genade bewijst aan onwaardigen, dan mogen ze er zijn met al hun gebreken en zwakheden en mogen ze ervaren dat het Israëls God is Die krachten geeft.
De auteur is docent godsdienst aan het Wartburg College, locatie Guido de Brès in Rotterdam.