Aanslag op Slowaakse ambassade
De relatie tussen buurlanden Hongarije en Slowakije is woensdag verder verslechterd na een aanslag met een brandbom op de Slowaakse ambassade in Boedapest. De aanslag, waardoor niemand gewond raakte, komt op het moment dat beide landen ruziën over de behandeling van de etnisch Hongaarse minderheid in Slowakije.
Boedapest is vooral boos omdat Bratislava op 1 september een omstreden taalwet wil invoeren. Die voorziet in boetes van mogelijk 5000 euro voor het spreken van een minderheidstaal in openbare instellingen in verscheidene gemeenten.Het gaat vooral om regio’s waar minder dan 20 procent van de bevolking tot een minderheid behoort. Ongeveer 500.000 mensen in het vijf miljoen inwoners tellende Slowakije spreken Hongaars.
De ruzie heeft er ook toe geleid dat president Laszlo Solyom van Hongarije vrijdag Slowakije niet in mocht. Solyom wilde in de Slowaakse grensplaats Komarno, waar veel etnische Hongaren wonen, een standbeeld onthullen voor de eerste Hongaarse koning: Stefanus I de Heilige.
De Slowaakse premier Robert Fico noemde het voorgenomen bezoek van het Hongaarse staatshoofd „een provocatie”. Het verleden ligt gevoelig in het huidige Slowakije, dat eeuwenlang door Hongarije werd bestuurd. Pas in 1993, na de splitsing van Tsjecho-Slowakije, werd Slowakije onafhankelijk.
Solyom zei de Slowaakse president Ivan Gasparovic er in een brief op te hebben gewezen dat zijn land zijn excuses heeft aangeboden voor zijn deelname aan de invasie van 1968. Sovjet-troepen en troepen van drie andere Warschaupact-landen trokken in de nacht van 20 op 21 augustus 1968 Tsjechoslowakije binnen om een eind te maken aan de Praagse Lente, de periode van democratische hervormingen onder leiding van Alexander Dubcek.
De Hongaarse president heeft de aanslag op de Slowaakse ambassade scherp veroordeeld. „Deze misdaad is niet te accepteren onder welke omstandigheden dan ook”, aldus Solyom in een aan het ANP toegestuurde verklaring.
De betrekkingen tussen Hongarije en Slowakije zijn al langer bekoeld. Voornaamste geschilpunt vormen de rechten van de Hongaarse minderheid in Slowakije, die volgens Hongarije steeds meer worden aangetast.
Sinds in Slowakije een links-populistische regering aan het roer zit, klaagt de Hongaarse minderheid over een toename van Slowaaks-nationalistische uitingen en pesterijen. De Slowaakse regering bestaat uit de socialistische partij van premier Fico, de populisten van oud-premier Vladimir Meciar en een extreemrechtse partij onder leiding van Jan Slota. Slota noemde de Hongaarse minderheid ooit „een tumor in het lichaam van het Slowaakse volk.”