VS: Achttien Afghaanse guerrillastrijders gedood
Bij de gevechten maandag in Afghanistan tussen Amerikaanse militairen en guerrillastrijders zijn zeker achttien guerrilla’s gedood. Dit is dinsdag van Amerikaanse zijde bekendgemaakt.
Honderden Amerikaanse militairen leverden maandag slag met een groep van ongeveer 100 guerrillastrijders die zich verschanst hadden in een uitgebreid grottennetwerk in het zuidoosten van Afghanistan. De Amerikaanse luchtmacht bestookte het gebied met zware bommen tijdens wat werd genoemd de zwaarste strijd in Afghanistan sinds maart vorig jaar. Een woordvoerder van het Amerikaanse leger, kolonel Roger King, zei dinsdag dat aan Amerikaanse zijde geen slachtoffers waren gevallen.
De gevechten speelden zich af ongeveer 25 kilometer ten noorden van Spinboldak, nabij de grens met Pakistan. Bij de strijd waren aan Amerikaanse kant 350 militairen betrokken, onder wie luchtlandingstroepen, speciale eenheden en geallieerde Afghaanse militiestrijders. Zij kregen luchtsteun van Amerikaanse B-1-bommenwerpers en Apache-helikopters, die door de rebellen met zware kanonnen en raketten werden bestookt.
Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog hebben Noorse vliegtuigen bommen afgeworpen in een oorlogssituatie. Noorse F-16’s wierpen maandag twee lasergeleide bommen af als luchtsteun voor de Amerikaanse troepen die acties tegen Afghaanse strijders uitvoerden.
Dinsdag hadden de guerrillastrijders de strijd grotendeels gestaakt en gingen de Amerikanen van grot tot grot om de resterende strijders op te sporen. Amerikaanse militairen zeiden dat er veel meer grotten waren dan aanvankelijk was gedacht.
„Wij hadden berichten ontvangen dat uiteenlopende aantallen gewapende mannen of groepen mensen zich probeerden te verzamelen om aanvallen uit te voeren op de coalitie”, zei King. Toen Amerikanen en Afghaanse bondgenoten maandag poolshoogte gingen nemen en werden aangevallen, wisten de Amerikanen dat ze de groep op het spoor waren. King wilde niet zeggen of de Amerikanen de guerrillagroep eventueel over de Pakistaanse grens zouden achtervolgen.
De guerrillagroep wordt de grootste concentratie vijandelijke troepen genoemd sinds Amerikaanse en andere commando’s tien maanden geleden de bergen uitkamden in de zogenoemde Operatie Anaconda. King zei dat er al een tijdje berichten waren dat manschappen van krijgsheer Gulbuddin Hekmatyar aansluiting zochten bij restanten van al-Qaida en de Taliban, die zich in het onherbergzame grensgebied tussen Pakistan en Afghanistan aan het hergroeperen waren.
Hekmatyar is fel tegen de Amerikaanse aanwezigheid in Afghanistan. Hij vocht met zijn Hezb-e-Islami militie in de jaren tachtig tegen de Sovjets en voerde tijdens de Afghaanse burgeroorlog die erop volgde dagelijks beschietingen uit op Kabul. Na de machtsovername door de Taliban week hij uit naar Iran. Hij is inmiddels teruggekeerd, en westerse inlichtingendiensten vermoeden dat hij financiële steun krijgt uit Iran. Hij geniet aanzienlijke steun onder de Pathaanse bevolking.
Een voormalige Talibanstrijder, Obeidullah, zei echter dat de guerrillagroep onder leiding stond van twee ex-Taliban-strijders, Hafiz Abdul Rahim en Sirajuddin. Rahim was het voormalige hoofd van de grenstroepen van de Taliban in het gebied en Sirajuddin was oud-districtshoofd van Shindand in het westen van Afghanistan.