„Geen vrede Israël zonder nieuwe partijen en leiders"
Optimisten als de Palestijns-Amerikaanse historicus Rashid Khalidi jubelden lang over een „eenvormige Palestijnse identiteit”, maar de afgelopen twintig jaar zijn vooral een toonbeeld van onderlinge Palestijnse verdeeldheid. Clans en gewapende groepen bestrijden elkaar in een chaotische samenleving.
Nergens ter wereld bleek de verdeeldheid zo sterk als bij de machtsstrijd tussen de twee belangrijkste Palestijnse partijen, Fatah en Hamas. Beide partijen verkeren twee jaar na de machtsovername van Hamas in de Gazastrook nog steeds op voet van oorlog van elkaar, ondanks de vele pogingen om ze met elkaar te verzoenen.Midden-Oostendeskundige Jonathan Schanzer verdiepte zich in de tweespalt en beschrijft die in zijn boek ”Hamas versus Fatah. De strijd om Palestina”. De auteur is verbonden aan het in Washington gevestigde Joodse Beleidscentrum.
Hij beschrijft in zijn boek dat beide partijen het erover eens zijn dat de islam een rol in de maatschappij dient te spelen. Hamas en Fatah verschillen echter van mening over de vraag hoe groot die rol moet zijn. Een belangrijke drijfveer van Fatah is nationalisme: het streven naar een Palestijnse staat. Voor Hamas speelt de radicale islam een allesoverheersende rol. De islamitische beweging bouwt voort op de ideologie van de moslimbroederschap, die streeft naar de verbreiding van het islamitische fundamentalisme, het wegzuiveren van westerse invloeden in de Arabische landen en de heroprichting van het kalifaat: een islamitische staat voor de gehele moslimgemeenschap.
Tegenhanger
De geestelijke leider sjeik Achmed Yassin en andere moslimfundamentalisten richtten Hamas in december 1987 op, als tegenhanger van Fatah, dat sinds 1959 bestond. Hamas ontstond kort na het uitbreken van de eerste Palestijnse opstand tegen de Israëlische bezetting. Op 28 september 1989 verklaarde Israël Hamas illegaal, wat de populariteit van de partij alleen maar ten goede kwam.
In 1992 richtte Hamas een militaire tak op, genoemd naar sjeik Izzadin Al-Qassem, een fundamentalist die in de jaren dertig een verbeten strijd voerde tegen de Britten die het mandaat voerden over Palestina. Toen Hamas begon met de kidnap van Israëlische soldaten, pakte het Israëlische leger honderden Hamasleden op, onder wie de grote leider sjeik Yassin. De invloed van Hamas viel echter niet meer in te dammen.
Een belangrijke bron van ergernis onder de Hamasleden waren de vredesbesprekingen tussen Israël en het door Fatah gedomineerde samenwerkingsverband PLO. De PLO gaf, onder leiding van Yasser Arafat, in de Osloakkoorden van 1993 officieel te kennen genoegen te nemen met een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad. Maar Hamas bleef de stelling verdedigen dat Palestina opgericht moest worden in het hele gebied tussen de Jordaan en de Middellandse Zee.
Vuil spelletje
Hamas beantwoordde het vredesproces met geweld. De Amerikaanse regering van toenmalig president Bill Clinton zag die gewelddadige houding van Hamas als het grootste gevaar voor de vrede in het Midden-Oosten. Palestijnse critici van Hamas beschuldigden de partij ervan een vuil spelletje te spelen met de toekomst van het Palestijnse volk, omdat ze vooral de wil van buitenlandse machten, in casu Iran en Syrië, zou uitvoeren.
In april 1994 begon Hamas een serie zelfmoordaanslagen onder Israëlische burgers. Hamas rechtvaardigde de terreur aanvankelijk als represaille voor de aanslag van Baruch Goldstein op een moskee in Hebron, waarbij 29 moslims omkwamen. Schanzer schrijft in zijn boek echter dat Hamas ook met de aanslagen zou zijn begonnen zonder het bloedbad in Hebron.
Tijdens de verkiezingen voor het Palestijnse parlement op 26 januari 2006 werd het vermoeden dat Hamas steeds populairder werd, bevestigd. Hamas won 76 van de 132 zetels, Fatah bleef steken op 45. Sommigen verklaarden de winst vooral als antistem tegen Fatah, maar iedereen wist dat Hamas de jihad tegen Israël hoog in het vaandel had. Palestijnen hadden ook kunnen kiezen voor andere oppositiepartijen dan Hamas.
Fatah gaf zich echter niet gewonnen en weigerde bevoegdheden over te dragen aan Hamas. Het gevolg was dat de situatie in de Gazastrook het kookpunt bereikte. In 2006 en 2007 vielen er honderden doden en gewonden bij onderlinge gevechten. Saudi-Arabië nodigde beide partijen uit voor onderhandelingen om zich met elkaar te verzoenen, waarna op 8 februari 2007 het Mekka-akkoord werd gesloten. Maar het was al te laat: de vijandschap was te groot. In maart 2007 werden bijvoorbeeld 46 ontvoeringen en 25 doden geteld.
De spanningen kwamen in juni 2007 alsnog tot een uitbarsting. Door westerse landen getrainde Fatahleden deserteerden of sloten zich aan bij Hamas. Fatahstrijders die wel tegenstand bleven bieden tegen de coup van Hamas werden snel verslagen. Hamas overtrad de oorlogswetten bij de behandeling van de gevangenen. Gevangenen werden in de benen geschoten en soms ernstig verminkt.
In antwoord op het geweld vanuit de Gazastrook kondigde Israël strenge sancties tegen het gebied af. Raketbeschietingen verstoorden het dagelijks leven in Sderot en andere Israëlische plaatsen bij de grens met de Gazastrook grondig. De restricties kwamen hard aan in de Gazastrook en de Palestijnse bevolking had het zwaar te verduren.
Volgens de Israëlische mensenrechtengroepering B’Tselem was de Gazastrook voor 59 procent van zijn elektriciteitsvoorziening afhankelijk van Israël en het Rode Kruis meldde dat 95 procent van de productie afhankelijk was van grondstoffen van Israël. Israël liet echter alleen de invoer van het hoognodige mondjesmaat toe. Een tijdelijke openstelling van de grens in januari 2008 bood de Palestijnen de gelegenheid levensmiddelen en wapens in te voeren. Daarna dienden de tunnels tussen de Gazastrook en Egypte als aanvoerlijn.
Armoede
Ondertussen ging de situatie in de Gazastrook na de machtsovername door Hamas hollend achteruit. De islamitische groepering toonde een bijna criminele onverschilligheid tegenover het lijden van burgers onder geweld, gebrek aan dienstverlening, armoede en schade door Israëlische represailles na aanvallen van Hamas.
Onderzoek toonde aan dat 83 procent van de Palestijnen in de Gazastrook vond dat de toestand na de machtsovername door Hamas verslechterde. In januari 2008 was 50 tot 70 procent van de bevolking van Gaza werkloos. Fabrieken werden gesloten en 75 procent van de inwoners leefde onder de armoedegrens. In minder dan een jaar was Hamas erin geslaagd om de kleine stappen die de Palestijnse Autoriteit onder Fatah had gezet om de situatie te verbeteren, ongedaan te maken.
Hamas had shariagerechtshoven ingesteld voor de behandeling van geschillen tussen aanhangers van Fatah en Hamas. De rechters werden door Hamas aangewezen. Amnesty International oordeelde dat de rechters ernstig tekortschoten op het gebied van „onafhankelijkheid, onpartijdigheid, training, supervisie, en transparantie.” Ook was het droevig gesteld met de vrijheid van demonstratie en de persvrijheid.
Verdeeldheid
De oorlog tussen Israël en Hamas die eind december vorig jaar uitbrak, wordt door Midden-Oostendeskundige Schanzer in zijn boek niet meer behandeld. De strijd ontstond nadat de raketbeschietingen van militante groepen in de Gazastrook op Israëlische grensplaatsen waren toegenomen tot soms tientallen per dag. Voor Israël was de maat vol.
Een van de grote vragen die westerse politici onbeantwoord laten, is hoe Israël vrede kan sluiten met de Palestijnen als zij onderling niet in vrede leven. Schanzer concludeert dat de Verenigde Staten geen effectief plan hebben voorgelegd om het conflict te beëindigen. Ook nu ligt dat voorstel er nog niet. De regering van Barack Obama eist dat Israël stopt met de uitbreiding van de nederzettingen, maar een vredesplan laat op zich wachten.
Israël zou in de toekomst belangrijke concessies kunnen doen, maar deze zullen geen zin hebben als de Palestijnen hun geweld tegen Israëliërs en mede-Palestijnen niet stopzetten. Over die kans is Schanzer pessimistisch. „Echte hervormingen zijn alleen mogelijk als er nieuwe partijen ontstaan en er nieuwe leiders komen die afzien van de gewelddadige tactieken van Hamas en Fatah. Alleen door de partijprogramma’s van beide organisaties volledig te herzien, kunnen Palestijnen de spiraal van zelfvernietiging doorbreken.”
Mede n.a.v. ”Hamas vs. Fatah. The Struggle for Palestine”, door Jonathan Schanzer; uitg. Palgrave Macmillan, New York, 2008; ISBN 978 0 230 60905 1; 256 blz.; $ 26,95.
Palestijnse christenen onder druk
De christelijke minderheid in Gaza leefde eeuwenlang in relatieve vrede samen met een meerderheid van soennitische moslims. Daar kwam een einde aan met de opkomst van Hamas. Na de machtsovername in juni 2007 liet Hamas op de Palestijnse televisie weten dat de coup het einde betekende van alle „secularisatie en ketterij” in het gebied. In de Gazastrook wonen ongeveer 3000, voornamelijk Grieks-orthodoxe, christenen.
Het duurde niet lang of de eerste aanslagen op christenen werden gepleegd. Op 14 juni 2007 vielen gewapende gemaskerde mannen een schoolgebouw van de Rosary-zusters en de Latijnse (rooms-katholieke) kerk in Gaza-stad binnen. Pater Manuel Musalam zei tegenover CNSNews dat raketgranaten bij de inval werden ingezet. Ze verwoestten bijna de gehele inboedel, inclusief een kruis, Bijbel, computers en ander materiaal. Zelfs de bedden van de zusters gingen in vlammen op.
In diezelfde maand werd prof. Sana al-Sayegh ontvoerd. De docente aan de Palestijnse Universiteit in Gaza werd gedwongen zich te bekeren tot de islam. Pogingen van familieleden om met haar in contact te komen, mislukten. Ten slotte vroeg de Hamasregering van Ismail Haniyah een moslimgeestelijke de zaak te onderzoeken. Deze liet de familie weten dat de hoogleraar de beslissing had genomen zich tot de islam te bekeren.
De hardste klappen vielen bij het protestantse Palestijnse Bijbelgenootschap. In februari 2006 er ontplofte een pijpbom bij de ingang. Rami Ayyad, manager van de boekwinkel en accountant van het Bijbelgenootschap in Gaza, werd op 6 oktober 2007 door militante moslims met messteken en vuurwapens om het leven gebracht. Evangelische christenen weken daarop uit naar Bethlehem op de Westelijke Jordaanoever, dat onder controle van de Palestijnse Autoriteit staat.
In december 2007 probeerden gewapende mannen opnieuw een christen te ontvoeren. De poging mislukte, maar het was voor christenen in de Gazastrook duidelijk dat ze niet gewenst waren. Tegenover de krant The Jerusalem Post verklaarde een van hun leiders: „Radicale islamitische groepen voeren een campagne om ons weg te krijgen, maar niemand lijkt er iets om te geven.”