Amnesty: Filipijnse politie martelt op grote schaal
De Filipijnse politie maakt zich op grote schaal schuldig aan het martelen van verdachten. Dat schrijft Amnesty International in een vrijdag gepubliceerd rapport.
De mensenrechtenorganisatie zegt dat de politie gebruik maakt van een groot aantal verboden drukmiddelen. Verdachten worden vaak geslagen en met elektrische schokken ’behandeld’, maar ook het bewerken van verdachten met brandende sigaretten en het plaatsen van plastic zakken over hoofden gebeurt regelmatig, aldus Amnesty.
De huidige praktijken van de Filipijnse politie doen nauwelijks onder voor die van de politie van de in 1986 afgezette oud-president Ferdinand Marcos, die een groot aantal tegenstanders van zijn regime liet oppakken en martelen. Verdachten die de grootste kans hebben om in verhoorsituaties mishandeld te worden zijn vermoedelijke rebellen en hun sympathisanten en ’kleine’ criminelen.
Het mishandelen en martelen van verdachten gebeurt volgens Amnesty met stilzwijgende instemming van een groot deel van de Filipijnse bevolking, die het vertrouwen in de rechterlijke macht heeft verloren en hard optreden door de politie als reactie op criminaliteit goedkeurt.
De martelingen en mishandelingen vinden plaats ondanks een aantal wettelijke beschermingsmechanismen. Zo is het verhoren van verdachten zonder de aanwezigheid van een advocaat verboden in de Filipijnen. Ook heeft het land een VN-verdrag tegen marteling en het opleggen van ongewone straffen ondertekend en is er een Mensenrechtencommissie die klachten tegen de politie onderzoekt.
Volgens de voorzitter van die commissie, Dominador Calamba, komen de door Amnesty gesignaleerde politiepraktijken inderdaad voor, maar niet op zo’n grote schaal als Amnesty beweert.