Dat zei Irene Khan, secretaris–generaal van Amnesty International, donderdag tijdens een persconferentie in de Zimbabwaanse hoofdstad Harare. De mensenrechtenorganisatie heeft recent onderzoek gedaan in het Afrikaanse land, dat tijdens het dictatoriale bewind van president Robert Mugabe aan de bedelstaf raakte.Mugabe’s partij ZANU–PF werkt sinds begin dit jaar op papier samen met de MDC van zijn rivaal Morgan Tsvangirai, die het premierschap bekleedt. In praktijk werken de twee partijen elkaar vooral tegen.

Amnesty International wijst erop dat de regering zich eenzijdig richt op het verwerven van internationale economische steun. „Er is nog geen serieuze poging gedaan om hervormingen door te voeren op het gebied van veiligheid", aldus Khan. „Er is nog geen sprake van grootschalig onderzoek naar of het aanklagen van diegenen die verantwoordelijk zijn voor door de staat gesponsord politiek geweld in de afgelopen jaren. Bepaalde elementen binnen ZANU–PF zien het gebruik van geweld nog steeds als een legitiem middel om politieke opponenten uit te schakelen".

Haar organisatie wijst er verder op dat journalisten, advocaten en mensenrechtenactivisten nog altijd worden geïntimideerd, gearresteerd en bedreigd. Van zeven MDC–activisten die vorig jaar verdwenen, ontbreekt nog altijd elk spoor. Bezettingsacties van boerderijen gaan door, de Zimbabwaanse politie beëindigt demonstraties op gewelddadige wijze en zeker vijftien politiek gemotiveerde processen worden gewoon voortgezet.

Khan noemde ook enkele positieve punten. Zo is het politieke geweld „beduidend afgenomen" en werkte de regering van Zimbabwe mee aan het onderzoek van Amnesty International. Medewerkers van de mensenrechtenorganisatie konden vrij discussiëren met alle geledingen binnen het landsbestuur.