George Deek doorbreekt stereotypen
De collega’s van George Deek vragen zich gespannen af wanneer hun missie in het buitenland begint. Maar hij vertelt hen bij wijze van grap dat zijn baan al is gestart. Dat was op de dag waarop hij het ministerie van Buitenlandse Zaken binnenstapte. „Mijn taak is mijn gemeenschap zo goed mogelijk te vertegenwoordigen. Ik wil de mensen in het ministerie laten zien dat er zeer getalenteerde personen in de Arabische en de christelijke gemeenschap in Israël zijn.”
Een baan als diplomaat is overal op de wereld in trek en dat geldt ook voor Israël. Drieduizend sollicitanten kwamen erop af toen het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken nieuwe diplomaten nodig had, en slechts 1 procent werd aangenomen. George Deek (25) behoort tot de gelukkigen. Hij vertelt over zijn nieuwe carrière op het terrasje van een cafeetje in de oude Jeruzalemse wijk Nachalot, niet ver van het ministerie.Deek koos om twee redenen voor de diplomatie. Hij wenst een bijdrage te leveren aan de samenleving en het land waarin hij woont. „Ik houd van dit land en deze samenleving. Ik voel het als een grote eer op deze plaats te dienen.” Hij wil tevens Arabieren wijzen op de mogelijkheden. „Als Arabieren horen over zo’n prestigieuze plek, denken ze: „Geen kans. Daar nemen ze nooit Arabieren aan. Ze geven de voorkeur aan Joden of in elk geval niet aan ons.” Opeens zien ze dat het aan jezelf ligt. Dat als je talenten hebt en vastbesloten bent, je iets kunt bereiken.”
Er zijn al druzen en bedoeïenen onder de Israëlische diplomaten. Twee jaar geleden werd de eerste christen aangenomen, een Arabische vrouw. Deek wordt de eerste mannelijke christen-Arabische diplomaat. Hij is Grieks-orthodox en komt uit Jaffa, een plaats ten zuiden van Tel Aviv met een gemengd Arabisch-Joodse bevolking.
De cursus duurt een halfjaar en een nieuwkomer blijft vijf jaar lang leerling-diplomaat. Hij wordt onderwezen in een groot aantal onderwerpen. Na de cursus zendt het ministerie hem naar het buitenland. Het maakt hem niet zo veel uit in welk land hij terechtkomt. Het hoeft wat hem betreft geen Arabisch land te zijn of een land waar veel christenen wonen.
Deek spreekt vloeiend Arabisch, Hebreeuws, Engels en Frans. Na de middelbare school studeerde hij rechten en openbaar bestuur aan het Interdisciplinair Centrum in Herzliya. Anders dan zijn Joodse landgenoten diende hij niet in het leger. Hij werkte anderhalf jaar op een advocatenkantoor in Tel Aviv. Na zijn veertiende studeerde en werkte hij in een omgeving waar in meerderheid Joden woonden. „Ik geloof dat dat een geschenk van God is. Ik kreeg de kans stereotypen te doorbreken bij de mensen in mijn omgeving.”
De laatste jaren is de spanning tussen de Arabische minderheid en de Joodse meerderheid in Israël toegenomen. Toch hebben slechts weinig Arabieren kritiek geleverd op zijn keuze. „Niemand noemde me een verrader. We wonen in Jaffa, een gemengde stad met Joden en Arabieren. Er is daar meer openheid. Joden en Arabieren kennen elkaar. We voelen een sterke band met dit land. We zijn heel blij dat we hier wonen. Ondanks de discriminatie soms, en de problemen die we tegenkomen. Maar 90 procent van de mensen die hoorden dat ik naar het ministerie ging, stond achter mij. Als het niet meer is. En ze waren er blij om. Ze zeiden: Misschien moeten wij ook zoiets proberen.”
Wat gebeurt er als je beleid moet verdedigen waar je het niet mee eens bent? „Er bestaat een grote verscheidenheid aan opinies en ideeën”, zegt Deek. „Op het ministerie van Buitenlandse Zaken werken allerlei mensen: religieuze en niet-religieuze Joden, mensen met linkse en mensen met rechtse overtuigingen. Maar het is een professioneel departement. We moeten de job doen, die we moeten doen. Als er iets is waar ik het niet mee eens ben, dan probeer ik mijn werk toch zo goed mogelijk uit te voeren. Natuurlijk heb ik rode lijnen, evenals alle anderen. Maar vandaag de dag zie ik geen enkel scenario waarbij die overschreven zouden worden. Dit is geen apartheidsland of iets dergelijk. Integendeel. Israël stevent af op vrede. Het land wil een beter leven voor al zijn inwoners. Dat geldt ook voor de Palestijnen en de andere buurvolken. Aan dat beleid heb ik mij toegewijd.”
Arabische christenen behoren met 2 procent van de bevolking tot een kleine minderheid. Dat is geen gemakkelijke situatie: zowel met Joden als moslims kunnen er spanningen zijn. Toch hecht Deek veel waarde aan zijn christelijke identiteit. Deze houdt voor hem een manier van leven in: voor anderen zorgen, je schuldenaar vergeven en op de toekomst gericht zijn. Ook vindt hij het belangrijk dat er een groep is die vasthoudt aan het christelijk geloof in het Heilige Land. „Onze groep wordt steeds kleiner. Dat is heel verdrietig om te zien. Ik zie het als mijn missie de kerk op te bouwen en mensen naar de kerk terug te brengen.”
De kerkgang schiet er tegenwoordig bij in, want de zondag is in Israël een werkdag en dan moet hij op het ministerie zijn. Alleen in de vakanties gaat hij op zondag naar de kerk. Maar in zijn vrije tijd is hij „zeer actief” in de christelijke gemeenschap in Jaffa. Hij helpt de leiders van de scouts bij het opvangen van de kinderen na schooltijd.
De 400 scouts in Jaffa hebben volgens hem de grootste drumband van heel Israël. Deze marcheert tijdens de grote christelijke feestdagen door de straten. De leiding biedt hun muzieklessen aan. „Op deze manier houden we hen van de straat in Jaffa, weg van misdaad en drugs. Het is een geweldig gevoel dat ik de kans krijg mee te werken aan de instandhouding van de christelijke gemeenschap in Jaffa en zo te werken aan een betere toekomst.”