Oud DNB-topman: Een stil en gerust leven
Het is daags na de redding van Fortis en ABN AMRO, oktober 2008. Arnold Schilder fietst „blij en opgelucht” door zijn woonplaats Almere-Haven. Hij ziet een vrouw boodschappen doen, jongeren gezellig mobiel bellen en een geduldige rij wachtenden voor de pinautomaat.
Hij geniet van de alledaagse aanblik. „Het raderwerk dreigde even daarvoor écht vast te lopen. Wanneer een grote bank als Fortis omvalt, dan komt het hele financiële leven tot stilstand. Ik heb eens iemand gesproken die in Koeweit zo’n situatie meemaakte na het uitbreken van de eerste Golfoorlog. Dat was spookachtig, vier dagen lang. Vrijwel geen mens op straat, want wat moet je daar doen? Door de redding van Fortis en later van ING heb ik er mede voor gezorgd dat mensen een stil en gerust leven kunnen leiden.”De Bijbelse uitdrukking verraadt de theoloog Schilder, van wie de wortels in het gereformeerd vrijgemaakte bolwerk Kampen liggen. Zijn vader Herman doceerde vanaf 1953 Oude Testament aan de universiteit aan de Broederweg. „Er liggen veel herinneringen. Zo voetbalde ik altijd in de Cellesbroederspoort, een centraal punt. Linksaf en ik kwam bij school, rechts ging ik naar de kerk.”
Schilder komt uit een echt theologennest. Zijn vader was theoloog, zijn opa –ook een Arnold– wilde het worden, maar werd uiteindelijk accountant. „Het verhaal gaat dat mijn grootvader als oudste van de drie kinderen de kost moest verdienen en daardoor niet kon studeren. Hij heeft zo wel de opleiding van zijn jongere broer betaald.” Die broer is de bekende Klaas Schilder, die in 1944 na onenigheid binnen de Gereformeerde Kerken aan de wieg stond van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
De jonge Arnold besluit in de jaren zestig het spoor van zijn vader te volgen. Als hij in 1967 net zijn propedeuse heeft gehaald, is er opnieuw sprake van een kerkelijk conflict. Ditmaal over een brief die stevige kritiek uit op het exclusieve karakter van het kerkverband.
De strijd over deze zogeheten Open Brief loopt dwars door het gezin Schilder: vader blijft bij de traditionele binnenverbanders, moeder kiest voor het buitenverband. „Dat was aangrijpend. Ik herinner me nog goed een voorval op de eerste zondag na de scheuring. Mijn vader had bedacht dat de oudste drie kinderen zelf hun kerkkeuze mochten bepalen, de middelsten moesten met vader mee en de kleinsten met moeder. Toen heeft mijn moeder een daad van burgerlijke ongehoorzaamheid begaan. Nog voordat mijn vader die ochtend beneden kwam, stuurde zij de middelste drie kinderen al op pad naar haar kerk.”
U koos als oudste van de tien bewust de zijde van uw moeder?
„Eigenlijk was het geen keuze, het ging vanzelf. Bovendien vond ik meer openheid zó vanzelfsprekend. De gedachte dat alleen alles binnen je eigen hekje zou deugen, ging er bij mij niet in.”
Wat voor gevolgen had die keuze voor de relatie met uw vader?
„Een van de boeiendste eigenschappen van mijn vader was zijn vermogen om te luisteren, om te begrijpen. Al had hij dan een andere mening en hielden opvoeding en historie hem gevangen in beperkingen, er was nooit sprake van een haat-nijdverhouding.”
Toch was hij niet bij uw huwelijksbevestiging en bij de doop van uw kinderen. Deed dat pijn?
„Zeker, maar ik ben met kerkelijke onenigheid opgegroeid en ik wist dat mensen zich zo gedragen. Dat verlaagt de acceptatiedrempel. Pijn moet niet de overhand krijgen. De belangrijkste les voor mij uit die periode is dat er een grens is aan de mate waarin je een eigen mening mag doordrukken. Ga je over die lijn, dan beschadig je mensen. Die littekens zijn soms nog zichtbaar.”
Langzaam maar zeker weekt de opgroeiende Arnold zich los van de vrijgemaakte leer. Via het Johannes Calvijnlyceum in Kampen –waar hij zijn vrouw Eefke ontmoet– komt hij in aanraking met andersdenkenden. Het vijandbeeld smelt weg.
Toch blijft het een hele stap om bijvoorbeeld de synodale Burgwalkerk te bezoeken. „Bij het binnengaan keek ik om me heen of ik bekende gezichten zag. Ik was immers toch het zoontje van professor Schilder.”
Als aankomend theoloog relativeert hij verschillen. Op de universiteit spreken ze zelfs over de relativiteitstheorie van Schilder. Een uitspraak van een Poolse filosoof is hem uit het hart gegrepen: Twijfel beschermt de mens tegen fanatisme. „Dat geldt ook voor geloofszaken.”
De Bijbel spreekt over het geloof als een vaste grond. Hoe verhoudt zich dat tot twijfel?
„Je kunt op vaste grond staan, maar daar kan het wel flink stormen. Neem Job. Aan de ene kant zekerheid, maar aan de andere kant twijfel: wat gebeurt hier? De emotie moet echter niet de basis aantasten, zo heeft God het nooit bedoeld. Dan ervaar je geslotenheid in plaats van ruimte.”
Hebt u ook die vaste grond onder de voeten?
„Ik voel me altijd heel rustig en solide. Ben ik zeker van mijn eeuwig heil? Nee, maar moet ik dat willen? Waarom kan ik niet gewoon groeien, in bloei staan, vruchten dragen? Het komt allemaal wel goed, ook na dit leven. Ik denk vaak terug aan mijn schoonouders, zij gaven vooral ruimte. Dat vind ik een geweldige levenshouding.”
Arnold Schilder trok 1 januari de deur bij De Nederlandsche Bank achter zich dicht, na een tienjarig optreden in de directie. In de schaduw van president Nout Wellink vocht hij voor de stabiliteit van het bankwezen. Op zijn post voelde hij tijdens het laatste jaar de hitte van het vuur van de kredietcrisis. Belangrijke brandhaarden waren ABN AMRO, Fortis, ING en Icesave. Hebzucht wakkerde dat vuur aan, zo analyseert Schilder. „Die houding is er langzaam ingeslopen. We wilden te veel. Mislukt dat streven, dan ontstaat er veel emotie.”
De overname van ABN AMRO is volgens de oud-directeur daarvan een goed voorbeeld. Het hedgefonds TCI meldt zich in februari 2007 met een brief waarin het poneert dat de afzonderlijke delen van ABN AMRO meer waard zijn dan het geheel. De ogen van de aandeelhouders glimmen bij die gedachte. Vanaf dat moment is Nederlands grootste bank aangeschoten wild. Uiteindelijk wil een consortium van drie banken, waaronder Fortis, er met de buit vandoor gaan.
Wellink en Schilder trekken in een interview in NRC Handelsblad aan de rem, ze vinden de overname een brug te ver. Internationale hoon is echter hun deel. „Ons appel werd niet gehoord, het bleef oorverdovend stil. Aandeelhouderswaarde ging boven alles. Bij een andere maatschappelijke reactie had ABN AMRO in de oude vorm nog bestaan. Absoluut. Maar je kunt als toezichthouder op een gegeven moment niet verder gaan.”
Waarom niet?
„Omdat je weet dat de politiek dan ingrijpt of aandeelhouders naar de rechter stappen.”
Maar was dat scenario de zaak niet waard? Nu bleef uw signaal beperkt tot een kranteninterview.
„We hebben er natuurlijk veel over nagedacht. We hebben ons als DNB te houden aan wettelijke kaders, ook al zou ik als burger liever anders handelen. Binnen diezelfde kaders hebben we de overname wel heel kritisch gevolgd. Ja, we hebben ook spreekwoordelijk met de vuist op tafel geslagen.”
Waar zat uw grootste haper?
„De kern van een bank is vertrouwen. Al onze toezichtsmaatregelen zijn hierop gericht. Als je zo’n bank op een bruuske manier uit elkaar trekt, dan is het gevaar groot dat het vertrouwen wegvalt. Voor een splitsing is een gedetailleerd plan nodig. Onze beperkende voorwaarden hebben wel degelijk iets opgeleverd. ABN AMRO is niet ter plekke omgevallen toen de kredietcrisis uitbrak.”
Waar was u op het moment van de redding van de combinatie Fortis Nederland en ABN AMRO?
„In mijn herinnering gaat het altijd over twee weekenden. Het eerste zaten we met de hele directie in Brussel. Wij schoven pas later aan bij de gesprekken. Die verliepen nogal rommelig. De Belgen waren gewoon bekaf, zij hadden al veel intensieve overleggen achter de rug. Er kwam een oplossing, maar die bleek niet voldoende. Tijdens de daaropvolgende week is er koortsachtig gewerkt aan de complete overname door de staat van ABN AMRO en Fortis. Die kwam er tijdens het tweede weekend, tot mijn grote opluchting.”
U was directeur bancair toezicht en uit dien hoofde moest u voorkomen dat banken uitglijders zouden maken. Dat is niet gelukt, de overheid greep in.
„Mijn oudste dochter is arts. Bij haar afstuderen gaven we haar een schilderij. Daarop zie je een arts die zich over een ernstig ziek meisje buigt. Uit heel zijn houding spreekt dat hij alles heeft gedaan wat hij met zijn kennis en ervaring kon doen. Nu moet hij afwachten. Dat geldt ook voor DNB. We hebben ons tot het uiterste ingespannen, maar onze mogelijkheden zijn begrensd.”
Hebt u, terugkijkend, fouten gemaakt?
„Ik vind niet dat je kunt zeggen dat we met de kennis van dat moment verwijtbare fouten hebben gemaakt.”
Maar de samenleving stelt de schuldvraag. Is daar een antwoord op te geven?
„De vraag is begrijpelijk en terecht. Toch kan ik niet één partij aanwijzen die schuld moet belijden. Ik steun Wellink als hij zegt dat we niets hebben aan goedkope sorry’s. Op die antwoorden zitten we echt niet te wachten.”
Welke lessen moeten worden getrokken uit de crisis?
„Het is niet zo makkelijk om antwoorden te vinden op deze fundamentele vraag. Banken zouden minder internationaal moeten zijn, wordt nu gezegd. Maar bedenk goed wat zoiets betekent. Je verlaat dan een model waarop we decennialang trots zijn geweest. Iets vergelijkbaars geldt bij het gebruik van extremere risicoanalyses. Als ik adviseer om een jas mee te nemen omdat het 15 graden kan gaan vriezen terwijl buiten de lentezon schijnt, kijkt iedereen mij glazig aan. Toch is iets vergelijkbaars wel gebeurd op de financiële markten. Niemand hield rekening met het maandenlang opdrogen van geldstromen. De kredietcrisis was een pijnlijke verrassing.”
Hij praat nog over ”ons” en ”wij” als het over DNB gaat, terwijl hij al een aantal maanden bezig is in zijn nieuwe functie: voorzitter van de IAASB, een internationale organisatie die controlenormen vaststelt voor accountants. DNB is nog regelmatig in zijn gedachten, soms zelfs gedwongen. In maart ontstond ophef over zijn vertrekregeling, waarvoor DNB een voorziening trof van in totaal 916.634 euro. Iedereen viel over hem heen, tot minister Bos toe. De bewindsman deed indirect een oproep om af te zien van het bedrag.
Hebt u wakker gelegen van die commotie?
„Nee, ik lig eigenlijk nooit wakker. Ik vond de ophef wel erg vervelend omdat het beeld niet klopt. Er is geen sprake van een bonus, maar van een vut-regeling. Die bestond al bij mijn aantreden en is in 2005 nog eens bekrachtigd door de raad van commissarissen en de minister. Alles is volstrekt transparant.”
Bent u erop aangesproken?
„Het bleef stil. Mensen dachten: Wat gebeurt hier? Maar ze durfden mij niet recht op de man af te bevragen. Daarom heb ik voor vrienden en bekenden laatst een briefje gemaakt met daarin een korte passage over deze kwestie. Dat schiep duidelijkheid.”
Ondanks de uitleg blijft het wel veel geld. Hebt u overwogen om een gebaar te maken?
„Het gaat inderdaad om grote bedragen; bij DNB krijgen we een goede beloning. Iemand stuurde mij een heel lelijke mail. Die man schreef en passant over een vut-regeling waarvan hij gebruikmaakte. Kijk, dat is precies hetzelfde, zo iemand maakt ook gebruik van bestaande afspraken. Ik zie dus geen reden om iets in te leveren.”
Schilder formuleert bedachtzaam. Hij kijkt ernstig, maar af en toe breekt een glimlach door en krijgt zijn gezicht een open uitdrukking. Zeker als zijn vier kleinkinderen ter sprake komen. De vensterbank van de studeerkamer staat vol met foto’s en tekeningen van Fenne, Kiana, Pieter en Minou. Schilder laat zich regelmatig overhalen om verhaaltjes te vertellen over Piet Piraat of Kabouter Ulli. Of hij zit samen met zijn kleindochters achter het Johannusorgel.
Wat speelt u dan?
„Sinterklaasliedjes bijvoorbeeld, die gaan er makkelijk in. Geen liedjes uit de kerk. De kleinkinderen zien niet meer zo vaak een kerk van binnen. Hoewel ook wij geen regelmatige bezoekers meer zijn, is de kerk een stuk van onze wereld. Ik ben blij dat ik dat erfgoed heb meegekregen, ik val er regelmatig op terug. Bij onze kinderen zie ik dat minder.”
Geert Mak schreef het boek ”Hoe God verdween uit Jorwerd”. Ziet u parallellen met die geschiedenis in uw eigen leven?
„Die zie ik inderdaad. Maar ik kijk naar de positieve kant. Ik denk dan weer aan mijn schoonouders. Zij gaven altijd volop ruimte. Dat probeer ik ook te doen. Geen regels, geen wetjes. Ik zeg: Het is jouw leven, het zijn jouw keuzes.”
Levensloop
Prof. dr. Arnold Schilder RA (18 januari 1948) verhuist op vierjarige leeftijd met zijn ouders van Utrecht naar Kampen en brengt daar zijn jeugd door. Na het afronden van het gymnasium op het Johannes Calvijnlyceum gaat hij studeren aan de vrijgemaakte universiteit aan de Broederweg. Na de ophef over de zogeheten Open Brief besluit hij als twintigjarige zijn studie te vervolgen in Utrecht. In 1974 haalt hij zijn doctoraal examen theologie, met als hoofdvak ethiek.
De theoloog geeft zijn loopbaan een wending door te gaan werken in de accountancy. Na een studie bij het Nivra mag hij zich vanaf 1980 registeraccountant noemen. Hij schopt het tot vennoot bij de voorlopers van PricewaterhouseCoopers. Zo is hij in de jaren zeventig betrokken bij de opzet van een kantoor in Almere. Onder meer zijn inspanningen voor deze stad, waar hij nog altijd woont, leveren hem de onderscheiding ridder in de Orde van Oranje-Nassau op. In 1994 promoveert Schilder in de economie. Hij bekleedt vervolgens ook hoogleraarschappen in Amsterdam en Maastricht.
Zijn periode bij De Nederlandsche Bank (DNB) is ingeklemd tussen twee crises: hij treedt aan in 1998 bij de Aziëcrisis en vertrekt tijdens de kredietcrisis. Bij de centrale bank is Schilder in het bijzonder verantwoordelijk voor het toezicht op commerciële banken. Per 1 januari van dit jaar is hij voorzitter van de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) in New York. Schilder is getrouwd met Eefke. Samen hebben ze drie kinderen en vier kleinkinderen.