Europees Hof hoort klachten van Tsjetsjenen tegen Rusland
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft voor het eerst zes klachten van Tsjetsjenen tegen het Russische leger in behandeling genomen. Het gaat over executies, martelingen en andere mensenrechtenschendingen die de troepen in 1999 en 2000 zouden hebben begaan. Dit heeft een woordvoerder van het hof donderdag gezegd.
In totaal zijn meer dan honderd klachten van Tsjetsjenen tegen Rusland bij het hof ingediend, maar tot nu toe was geen enkele in behandeling genomen. Voordat het hof daartoe overgaat, moeten onder meer alle juridische mogelijkheden in eigen land zijn uitgeput.
Twee van de zes ’Tsjetsjeense’ zaken waarover het hof zich gaat buigen, zijn ingediend door mensen die zeggen dat hun familieleden zijn gemarteld en standrechtelijk geëxecuteerd door Russische troepen in de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny in 2000. Drie andere klachten betreffen bombardementen op burgers die in oktober 1999 Grozny ontvluchtten. Daarbij kwamen tientallen, mogelijk honderden, mensen om het leven. De zesde zaak betreft bombardementen op het dorp Katir Joert in februari 2000.
Volgens de klagers heeft Rusland zeker drie artikelen van de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens geschonden. Het gaat onder meer om artikel drie, dat martelingen en onmenselijke behandeling verbiedt, artikel twee dat het ’recht op leven’ garandeert en artikel dertien dat het recht geeft op een effectieve rechtsgang.
Mensenrechtengroeperingen hebben al jarenlang scherpe kritiek op het optreden van het Russische leger in Tsjetsjenië. De troepen maken zich al sinds het begin van het eerste conflict in de opstandige republiek in 1994 schuldig aan ernstige wreedheden tegenover de burgerbevolking.