Homohuwelijk gaat meerderheid EP te ver
De PvdA wil dat overal in de EU het homohuwelijk wordt ingevoerd. Een poging van afgevaardigde Swiebel om in het Europees Parlement (EP) steun te krijgen voor die opvatting, leed woensdag echter schipbreuk.
Op voorstel van de christen-democraten wees een meerderheid een uitnodiging aan de afzonderlijke lidstaten om de wetgeving op dit punt te wijzigen, van de hand. Het verschil was echter klein: 279 tegen 259 stemmen.
In 2001 is in ons land, op initiatief van het toen zittende paarse kabinet, voor personen van hetzelfde geslacht de mogelijkheid geopend met elkaar een huwelijk aan te gaan. Inmiddels heeft het Belgische parlement een voorstel van gelijke strekking aangenomen. De andere dertien leden van de Unie sluiten een dergelijke verbintenis tot nu toe uit.
Het EP discussieerde deze week ook over een kwestie die hieraan verwant is: de juridische positie van ongehuwd samenwonenden. In die sfeer is al een veel grotere groep EU-landen over de streep. Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Finland, Nederland, Portugal en Zweden erkennen niet-huwelijkse samenlevingsvormen. Ze hanteren voor betrokkenen in meer of mindere mate dezelfde rechten als die zijn verbonden aan een huwelijk.
Op dit punt had Swiebel wel succes. Een meerderheid aanvaardde de aanbeveling aan de overige lidstaten om eveneens deze weg in te slaan. De tekst van de resolutie vermeldt daarbij de bepaling om dit ook te laten gelden voor relaties tussen twee mannen of twee vrouwen.
Het resultaat van de stemmingen (en daarmee de opvatting van het EP) kan worden samengevat als: nee tegen een huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht, ja tegen een voor het overige gelijke behandeling.
Swiebel pleit ervoor om binnen de Unie op dit soort terreinen uniforme regels te hanteren. „Gezien de toenemende economische en culturele vervlechting moet de huidige diversiteit worden aangemerkt als een belemmering van het recht op vrij verkeer van personen. En dat is een van de pijlers van de interne markt, die de EU dient te waarborgen”, zegt zij. „Een door de ene overheid geregistreerde niet-huwelijkse verbintenis behoort automatisch erkenning te krijgen van de andere, zoals dat ook gebeurt met rijbewijzen en diploma’s.”
Het kamerlid verwijst verder naar de praktijk. Cijfers leren dat 33 procent van de jonge stellen in de EU, waarvan de partners niet ouder zijn dan 30 jaar, ongehuwd samenwoont. Laten we de leeftijd buiten beschouwing, dan geldt dit voor 8 procent van alle paren. Verder vindt 27 procent van de geboorten plaats buiten het huwelijk.
Swiebel schreef ditmaal het jaarlijkse verslag van het EP waarin een overzicht wordt gegeven van de situatie op het gebied van de mensenrechten in de Unie. Niet zelden laat het Parlement zich horen over misstanden in dit kader elders in de wereld; bij dit rapport richt het de blik naar binnen. Het PvdA-kamerlid greep de gelegenheid aan om bovengenoemde zaken aan de orde te stellen.
CDA-afgevaardigde Oostlander huldigt het standpunt dat ongehuwde paren helemaal niet dezelfde rechten willen als gehuwden: „Anders kiezen zij niet voor die constructie. Homoparen zitten evenmin te wachten op alle rechten die bij de gehuwde status horen.”
Het rapport en de daarop gebaseerde resolutie wijden ook een passage aan de SGP, omdat die groepering vrouwen niet accepteert als lid. De kritische opmerking over dit onderwerp vormt geen verrassing. Tien jaar geleden stond ze ook al in het periodieke verslag van het Parlement over de mensenrechten in de EU.
Ditmaal memoreert Swiebel een VN-comité dat in 2001 concludeerde dat de handelwijze van de staatkundig gereformeerden zich niet verdraagt met een VN-verdrag dat beoogt alle vormen van discriminatie van de vrouw uit te bannen. Tegelijk tekent zij aan dat de Nederlandse regering, in de persoon van voormalig staatssecretaris van Emancipatiezaken Verstand, heeft laten weten dat zij geen actie zal ondernemen, „omdat hier meerdere grondrechten in het geding zijn.”
Swiebel in een nadere toelichting: „Ik bepleit geen partijverbod, maar ik vind dat de overheid andere middelen moet gebruiken, bijvoorbeeld op het vlak van subsidies, om via zachte dwang de gang van zaken bij de SGP te veranderen. Als het ging om zwarten of Joden zouden we die immers evenmin tolereren. Met vrouwenrechten dienen we serieus om te gaan, ook als daarbij religie in het geding is.”
De delegatie van ChristenUnie-SGP in het EP reageert laconiek en maakte er in het debat weinig woorden aan vuil. Fractievoorzitter Blokland: „Iedere leek kan zien dat de overtredingen van de mensenrechten binnen de EU-lidstaten van een andere orde zijn dan elders. In Pakistan worden personen ter dood veroordeeld omdat ze een religie aanhangen. Mevrouw Swiebel beschouwt de praktijk dat een politieke partij geen vrouwen toelaat als een ernstig geval van schending. Maar dergelijke feiten zijn natuurlijk niet gelijkwaardig te noemen.”