Duitse verdachten ontkennen wapenverkopen Irak
Twee Duitsers die terecht staan wegens de verkoop van wapens aan Irak hebben dinsdag bij de opening van hun proces ontkend bewust het wapenembargo tegen dat land te hebben geschonden.
De twee mannen worden verdacht van het leveren van onderdelen voor gevechtsvliegtuigen en apparatuur waarmee een tien meter lange kanonsloop gemaakt kan worden. Een dergelijk kanon heeft een groot bereik en is mede geschikt om massavernietigingswapens mee af te schieten. Beide mannen zeggen dat ze niet wisten dat de goederen die ze in 1999 aan de Iraakse regering leverden voor militaire doeleinden gebruikt zouden kunnen worden.
De verdachten zijn de 59-jarige ingenieur Bernd Schompeter en Willi Heinz Ribbeck (53), een werknemer van het bedrijf uit Mannheim dat de materialen via Jordanië aan Irak leverde.
Het televisiestation ARD meldde vorige week overigens dat in totaal 98 Duitse bedrijven Irak hebben voorzien van militaire goederen of technologie. Sinds de oorlog tussen Iran en Irak in de jaren ’80 is de verkoop van wapens aan deze landen volgens de Duitse wet verboden.
Uit onderzoek van de Verenigde Naties is gebleken dat meer dan de helft van alle bedrijven die de afgelopen decennia militaire goederen aan Irak hebben geleverd uit Duitsland afkomstig is, al gaat het daarbij in meerderheid om transacties van vóór het door de Verenigde Naties in 1991 afgekondigde wapenembargo tegen Irak.
Schompeter en Ribbeck kunnen tot een gevangenisstraf van maximaal vijftien jaar worden veroordeeld. Het proces tegen hen duurt waarschijnlijk tot eind januari.