Economie

Hard op inhoud, zacht op relaties

Niet dat CNV-voorzitter René Paas vaak wakker ligt. Maar als hij het zou doen, zou het zijn vanwege de voorspelde werkloosheidscijfers die als een zwarte wolk boven Nederland hangen. „Ik ben van een generatie die de verloren generatie wordt genoemd. Jongeren volgden een keurige opleiding, maar vonden geen werk. Met sommigen van hen is het nooit goedgekomen.”

Marcel ten Broeke en Clasina van den Heuvel
15 May 2009 18:31Gewijzigd op 14 November 2020 07:56
René Paas, voorzitter van de christelijke vakbond CNV: „Ik heb nu ook weer niet zo’n weerzin tegen acties dat ik denk dat je ze koste wat kost moet vermijden. Staken is wat anders. Daarmee beginnen wij als laatste, en stoppen als eerste.” Foto: Paas in Bu
René Paas, voorzitter van de christelijke vakbond CNV: „Ik heb nu ook weer niet zo’n weerzin tegen acties dat ik denk dat je ze koste wat kost moet vermijden. Staken is wat anders. Daarmee beginnen wij als laatste, en stoppen als eerste.” Foto: Paas in Bu

Tien zwartwitfoto’s en drie kleurenfoto’s telt het overzicht van voorzitters op de website van CNV, de christelijke vakbond met zo’n 340.000 leden die deze week 100 jaar bestaat. De eerste zwart-witte voorzitter is Hendrik Diemer; hij bekleedde die functie van 1909 tot 1916. De laatste zwart-witfoto toont Anton Westerlaken (1992-1998). De eerste kleurenfoto is van Doekle Terpstra (1998-2005); de laatste van René Paas.Paas, geboren in 1966, is de eerste CNV-voorman die geen vakbondsloopbaan achter de rug heeft. Totdat hij in 2005 voorzitter werd bij CNV, was hij wethouder namens het CDA in Groningen en actief binnen het CDA. Paas houdt niet van „gemakkelijke kritiek”, en ook niet van geschreeuw. „Wij denken niet in tegenstellingen. Aan de overkant van de tafel zit nooit een tegenstander, maar een potentiële bondgenoot”, zei hij deze week in Arnhem, waar Paas de aftrap gaf voor activiteiten vanwege het 100-jarig bestaan van het CNV. Hij deed dat in Burgers’ Zoo, omdat het Christelijk Nationaal Verbond (CNV) in 1909 werd opgericht in Arnhem. Niet in een dierentuin overigens, maar in een geheelonthouderscafé.

Als vakbondsvoorzitter speelt Paas –getrouwd met Ruth Peetoom, predikant in de Utrechtse Nicolaïkerk– een belangrijke rol bij de onderhandelingen die vakbonden en werkgeversorganisaties voeren met de overheid over sociale regelgeving. Zo kreeg hij bij zijn aantreden direct te maken met het hoofdpijndossier over het ontslagrecht. In maart was hij nauw betrokken bij het overleg in het Catshuis, dat leidde tot een crisispakket van het kabinet en een sociaal akkoord.

U staat midden in de Hollandse polder. Ziet u al zwaluwen?

„Ik denk dat het het komende halfjaar nog bergafwaarts gaat. Ik maak mij vooral zorgen over de werkloosheid. De grote golf van ontslagen moeten we nog krijgen. Als ik zoek naar zwaluwen, let ik op de uitzendbureaus. Zodra die branche aantrekt, is dat een indicatie dat de werkgelegenheid verbetert.”

Zijn slechte tijden geen goede tijden voor vakbonden?

„Je zou wel gek zijn als je als vakbond geen gebruik van maakt van zo’n crisis. Als er een moment is waarop je potentiële leden duidelijk kunt maken dat het misschien verstandig is om lid te worden, is het wel nu. Tegelijk: als de werkloosheid toeneemt, verliezen vakbonden altijd leden. Contributie is ook een bezuinigingspost.”

Er is sociaal overleg gevoerd, er werd een crisispakket gepresenteerd. Hoe kijkt u hierop terug?

„Het kabinet was te sloom. De snelheid waarmee banken zijn gered, had ook op andere terreinen mogen worden toegepast, zoals bij het besluit rond de deeltijd-WW.”

Is het uiteindelijke resultaat te mager?

„Eigenlijk ben ik best tevreden met het pakket van het kabinet. In geld mogen we echt niet mopperen. En: het kabinet permitteert zich ruimte om het begrotingstekort op te laten lopen. Het geeft me een gerust gevoel dat ze niet de gekkigheid uithalen om in crisistijd te bezuinigen. Dat is het domste wat je kunt doen. De kredietcrisis gaat over vertrouwen én over tekorten; dan moet het niet zo zijn dat er ook vanuit de overheid opeens geen geld meer is.”

Lasten doorschuiven naar volgende generaties kan volgens Paas ook niet. Dus begrijpt hij waarom het kabinet denkt aan het verhogen van de AOW-leeftijd naar 67 jaar, al hebben sociale partners nog tot 1 oktober de kans met een alternatief plan te komen.

Zo’n alternatief plan bedenken lukt zeker, zegt FNV.

„Ik ben daar minder zonnig over dan Agnes (Jongerius, FNV-voorzitter, red.). Kijk, het lukt iedereen iets te bedenken wat voldoende geld oplevert. Maar het gaat hier niet alleen over geld. De echt belangrijke vraag is: hoe zorgen wij ervoor dat meer mensen in Nederland het leuk vinden om langer door te werken; hoe houden we werk werkbaar en mooi? Veel interessanter dan het traject 65 tot 67 jaar is wat daarvóór gebeurt.”

Eén van de alternatieven van FNV is om de overdraagbare heffingskorting voor de niet-werkende partner versneld af te bouwen. Gaat u zo’n voorstel steunen?

„Nee. Wij vinden het afbouwen van die heffingskorting –ook al gebeurt dat langzaam– een slecht idee. Mensen mogen zelf aan hun keukentafel beslissen hoe ze hun leven inrichten; dat hoeft niet aan de Haagse overlegtafel. Door versneld afbouwen raak je mensen die ervoor hebben gekozen geen betaalde baan te nemen. Financiële prikkels zorgen er niet voor dat bijvoorbeeld oudere huisvrouwen ineens kansrijk worden op de arbeidsmarkt. Dus pak je met die maatregel gewoon hun inkomen af.”

Piet Hazenbosch promoveerde deze week op 100 jaar CNV-geschiedenis. Hij vatte die samen onder de titel ”Voor het volk om Christus’ wil”. Wat hebben het CNV en u persoonlijk met die slogan?

„Het is een mooie banier zoals ze tegenwoordig niet meer worden gemaakt; er zit veel tale Kanaäns in. Persoonlijk hoop ik dat wij nog in dit leven tekenen van Gods koninkrijk kunnen oprichten. Mijn verwachting is niet dat het pas in het hiernamaals mooi wordt; we hebben de opdracht er hier al iets van te maken. Ik denk ook dat dit Christus’ wil is. Het CNV is opgericht om te komen tot een rechtvaardiger wereld, waarin mensen tot hun recht kunnen komen; dat doen we via heel veel concrete zaken. Wij proberen een wereld waarin mensen kunnen leven zoals God heeft bedoeld dichterbij te brengen.”

Jongeren van uw organisatie hebben in het verleden wel gezegd dat de C van CNV beter met een kleine letter geschreven kan worden – net zoals bij het CDA wel eens de kritiek is.

„In beide organisaties staat de C nog steeds voor christelijk. Ze baseren zich op een evangelische opdracht. Ik moet er niet aan denken dat op een dag onze grondslag neutraal is geworden, omdat je denkt dat je daarmee opeens aantrekkelijker bent.

Bijzonder inspirerend vind ik het verhaal van de verzoeking van Jezus in de woestijn. Hij vraagt van ons niet het onmogelijke te doen. We hoeven niet van tempelranden af te springen of stenen om te toveren in brood, het gaat niet om macht of magie. Het gaat om wat ik wel het carpacciomodel noem: een wereld die is opgedeeld in dunne plakjes, met voor iedereen een opdracht. Wij kunnen niet de hele tijd evangeliseren; we zijn geen kerkgenootschap.”

U liet recent weten graag eens gesproken te hebben gesproken met Abraham Kuyper. Waarom? Kuyper zag niet veel in een christelijke vakbond zoals het CNV nu is.

„Daarover had ik hem ook willen spreken…”

Wat kenmerkt de werkwijze van het CNV?

„Wij zoeken geen tegenstellingen voor ons profiel. De vraag duikt altijd op of wij dan verbleken vergeleken bij degenen die publicitair zo hard op de trommel slaan. Maar zij doen dat omdat ze tegenstellingen opkloppen; het CNV probeert dit zo lang mogelijk te vermijden. Het CNV behartigt belangen, en dat zoveel mogelijk in harmonie.”

Uw voorganger, Doekle Terpstra, sloeg in 2004 toch ook flink op de trommel op het Museumplein? Had u dat ook gedaan?

„Het kan zijn dat ik er had gestaan, maar ik weet het niet zeker. Het is een proces. Bij de discussie over het ontslagrecht heb ik iets vergelijkbaars meegemaakt. Vooraf zeiden we: als het even kan, willen we voorkomen dat we met trommels en petten op de Coolsingel komen te staan. Uiteindelijk hoefde het ook niet, maar ik zag wel hoe je stap voor stap belandt in een positie waarin je je geloofwaardigheid zou verliezen als je niet gaat demonstreren.

Actievoeren is een middel dat in je gereedschapskist zit. Het is wel een middel dat snel verslijt, dus je moet het niet om de haverklap inzetten.”

Peter Schalk van de RMU vroeg deze week in een opinieartikel in deze krant of u samen met hem wil nadenken over creatieve oplossingen om harde acties te voorkomen.

„Dat wil ik zeker, waarbij ik ervan uit ga dat hij wat praktische tips heeft. Want ikzelf heb het idee dat wij dat al tot kunst hebben verheven. Wij hebben een traditie van honderd jaar waarin we niet alleen met lange tanden actie voeren, maar waarin we ook heel vaak effectieve strategieën hebben bedacht om het te voorkomen en wél de belangen van je leden te behartigen. Trouwens, ik heb nu ook weer niet zo’n weerzin tegen acties dat ik denk dat je ze koste wat kost moet vermijden. Staken is wat anders, dat is het toebrengen van economische schade. Het komt bij ons af en toe voor, maar we beginnen er als laatste mee, en stoppen als eerste.”

CNV is ooit ontstaan vanuit een patrimoniummodel, waarbij één organisatie belangen behartigt van zowel werkgevers als werknemers. GMV en RMU hanteren dat nog steeds. Kan dit nog, in deze tijd?

„Ik denk dat het een heel moeilijke figuur is. De zuiverheid is ermee gediend dat je scherp bepaalt voor wie je uiteindelijk bent.”

Werkgeversorganisaties VNO en NCW zijn samengegaan. Verwacht u dat het CNV in de komende 100 jaar fuseert met FNV?

„Honderd jaar is erg lang, maar de eerste tien, twintig jaar komt er volgens mij geen enkele aanleiding voor een fusie. Wel denk ik dat we in de komende 100 jaar de vakbond nog een paar keer opnieuw gaan uitvinden. Een vakorganisatie wordt steeds meer een dienstverlenende organisatie, met allerlei individuele service voor de leden. Daarbij helpt het als je precies weet waarvoor je staat, en als je je eigen identiteit houdt. Daar ligt onze kracht.”

Onlangs werd u door FNV en VNO-NCW gepasseerd bij een deal over het ontslagrecht. Hoe voelde dat?

„Als je niet bij een deal bent betrokken en de marktleiders slaan hun slag, dan heb je zware weken. Het betekent dat allerlei mensen in de politiek toen het erop aankwam hebben gekozen voor de macht – voor de macht van het getal. Wat je ook in goede verhoudingen hebt geïnvesteerd, je was er niet bij betrokken. Het was een incident, maar wel van het soort dat jarenlang zere tenen veroorzaakt. Als je dit meemaakt, let je daarna wel op, meer dan vroeger.”

Voor 2005 was u CDA-wethouder in Groningen. Binnen de partij geldt u als veelbelovend. Hebt u niet het gevoel: ik kan niet teveel aan de andere kant van de boot gaan hangen als CNV-voorzitter: straks willen ze me niet meer bij het CDA?

„Je kunt de rol van vakbondsvoorzitter alleen vervullen als je van plan bent dat voor 200 procent te doen. Het is jarenlang zo geweest dat ik contributie betaalde aan het CNV en actief was in het CDA; nu is het omgekeerd.

De eerste maanden van mijn voorzitterschap maakte ik kennis met premier Balkenende en de toenmalige fractievoorzitter Maxim Verhagen, plus anderen die ik vanaf dat moment serieus ging tegenkomen. Alleen Aart-Jan de Geus (toenmalig minister van Sociale Zaken, red.) kende ik nog niet op dat moment – en na onze verhuizing bleken we in dezelfde kerk te zitten. Ik zei tegen Balkenende: „We zullen wel ruzie krijgen natuurlijk.” Hij: „We kunnen het toch wel beschaafd houden?” Verhagen, een paar dagen later: „Zo René, dus we krijgen ruzie?” Hij was dus al ingelicht. Kijk, dat hoort bij de polder. Je houdt de betrekkingen heel. Je bent hard op de inhoud en zacht op de relatie.”

Mocht u samen met het FNV binnen de SER verhoging van de AOW-leeftijd –een vurige wens van het CDA– toch tegenhouden, dan vergeven ze u dat wel?

Paas is even stil. Dan, ernstig: „En anders maar niet.”

U probeert woensdag altijd thuis te zijn bij uw kinderen. Is dat gelukt, in de achterliggende hectische maanden?

„Niet altijd. Ik kom thuis inmiddels wat kredietpunten tekort. Aan de andere kant, twee van mijn drie kinderen gaan naar school, en dan kan ik thuis ’s morgens nog wel wat werken. ”

En u zingt in uw koor toch alles van u af?

„Dat is een beetje tragisch… de laatste keer ben ik door de cantor van onze kerk uit het koor gezet omdat ik te weinig kwam. Maar hij heeft me recent gevraagd of ik weer een keer wil meedoen. Hij mist kennelijk een bas.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer