Duhalde verkiest politiek boven economie
Een missie van het Internationaal Monetaire Fonds (IMF) is wederom neergestreken in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires om te peilen in hoeverre het land in aanmerking komt voor noodkredieten. Al langer dan een jaar kan Argentinië niet aan zijn schuldverplichtingen voldoen en er is nog geen uitzicht op een hervatting van de betalingen.
Het IMF, de Wereldbank en andere multilaterale financiële hulpverleners zijn er niet in geslaagd de Argentijnse regering ertoe te bewegen een doordacht en deugdelijk beleid uit te stippelen om de crisis te bezweren. Zonder duidelijk omlijnde en vooral realistische toekomstvisie kan het IMF ook geen soelaas bieden.
De eind vorige week in Buenos Aires gearriveerde delegatie van het fonds verliet Washington met de opdracht zo nodig met enige toegeeflijkheid een akkoord met de Argentijnse regering te bereiken. Het zijn vooral de Europese leden van het IMF -met name Spanje, Italië en Frankrijk- die vinden dat de Argentijnen nu wel lang genoeg op het strafbankje hebben gezeten.
Een akkoord is nodig om te verhinderen dat Argentinië ook bij multilaterale banken een betalingsachterstand oploopt. Wanneer dat gebeurt, is het bijna niet mogelijk om te komen tot het uitschrijven van nood- en overbruggingskredieten. Instellingen zoals de Wereldbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (BID) halen zelf hun geld op bij particuliere banken en moeten dus letten op de eigen kredietwaardigheid.
Vorige maand miste Argentinië reeds een betaling van 830 miljoen dollar aan de Wereldbank en woensdag moet het land 680 miljoen dollar teruggeven aan de BID. Twee dagen later vervalt 980 miljoen dollar aan schuld bij het IMF. In totaal zou Argentinië dit jaar het fonds meer dan 11 miljard dollar moeten terugbetalen. Alleen via een onmiddellijke herstructurering van haar schuldenlast kan de regering in Buenos Aires ontsnappen aan het verder in het ongerede raken van zijn reeds moeizame relaties met de multilaterale kredietgevers.
Zo op het oog lijkt de regering van president Eduardo Duhalde niet erg onder de indruk van de omvang van de financiële uitdaging die hem wacht. Het staatshoofd laat doorschemeren niet langer groot belang te hechten aan het herstellen van ’s lands betrekkingen met de internationale financiële gemeenschap. Na een jaar van vergeefs wachten op steun van het IMF heeft de Argentijnse regering de hoop eigenlijk al opgegeven. Bovendien heeft het land vorig jaar zonder nieuwe kredieten kunnen overleven. De economie slonk met ruim 12 procent. De armoede greep ruw om zich heen en bracht miljoenen mensen letterlijk aan de bedelstaf.
Inmiddels is het ergste voorbij. Hier en daar valt zelfs een lichte toename in de bedrijvigheid te bespeuren. Zelfs de belastinginkomsten van de federale overheid groeien licht. Niet dat de economie van het land bloeit, maar het bloeden lijkt gestelpt. Voor president Eduardo Duhalde was dat aanleiding om zijn aandacht te verleggen van de economie naar de politiek.
Aanvankelijk speelde het staatshoofd met de gedachte zich namens de Peronistische Partij verkiesbaar te stellen bij de presidentsverkiezing in april. Immers, hij had zijn karwei als interim-president geklaard door de natie bij elkaar te houden en door de moeilijkste tijd uit haar bestaansgeschiedenis te loodsen. De kleerscheuren waren vreselijk, maar Argentinië was blijven bestaan, zij het in sterk afgeslankte vorm.
Maar Duhalde besloot zijn ambitie te laten voor wat zij was na enig rumoer binnen zijn partij en ook nadat opiniepeiling hadden laten zien dat hij onder de kiezers vrijwel geen enkele steun genoot. Enkele van zijn peronistische medestanders hebben nog geprobeerd de presidentsverkiezing naar oktober door te schuiven, in de hoop Duhalde hiermee de gelegenheid te geven politieke munt te slaan uit het voorzichtige economische herstel. Dat idee botst echter met de grondwet en is daardoor niet echt levensvatbaar.
Wat Duhalde met zijn eigen kandidaatstelling dacht te kunnen verhinderen, was een terugkeer aan de macht van oud-president Carlos Menem, die in de coulissen van de Peronistische Partij sleutelt aan een derde ambtstermijn. Duhalde en Menem behoren weliswaar tot dezelfde partij maar kunnen elkaar niet luchten of zien. De ruzie stamt uit 1994, toen Menem had beloofd Duhalde te zullen helpen bij het verkrijgen van de nominatie van de Peronistische Partij voor de verkiezing van dat jaar. In de plaats daarvan besloot Menem ter elfder ure de grondwet te laten veranderen om zelf kandidaat te kunnen staan voor een tweede ambtstermijn. Duhalde heeft het verraad van Menem begrijpelijkerwijs nooit kunnen vergeten of vergeven.
In zijn poging tegenwicht te bieden aan Menem is Duhalde terechtgekomen bij de peronistische gouverneur van de provincie Santa Cruz, in Patagonië. Deze Nestor Kirchner is door de president naar voren geschoven als de ’vernieuwer’ van het peronisme. Afkomstig uit een verre streek in het diepe zuiden van Argentijns Patagonië is Kirchner volgens president de ideale, want minst aanstootgevende, kandidaat.
De Peronistische Partij is van oudsher een beweging waarin stammenstrijden schering en inslag zijn. Nog maar nauwelijks was Kirchner aangewezen als mogelijke eenheidskandidaat of het peronistische huis was te klein voor de verontwaardiging van de andere partijbonzen. Ook Duhaldes pogingen te verhinderen dat er een interne verkiezing plaatsvindt binnen zijn partij om te komen tot de aanstelling van een presidentskandidaat dreigen te mislukken. De president vreest dat Menem een dergelijke voorverkiezing haast moeiteloos in zijn voordeel kan beslechten.
De aandacht voor de politiek en zijn persoonlijke vete met Menem leiden ertoe dat president Duhalde de laatste weken amper aan regeren toekomt. Vandaar ook dat het nog steeds ontbreekt aan een concreet beleid voor de toekomst van het land zoals het IMF dat vergt voor het vrijgeven van financiële hulp. Mocht president Duhalde te druk blijven met het sturen van de politiek binnen zijn Peronistische Partij, waarop volgens de peilingen dadelijk toch haast niemand gaat stemmen, en geen tijd vinden voor het formuleren van beleid en van een toekomstvisie voor het zwaar gehavende land, dan zou de eerdere prognose wel eens kunnen uitkomen die stelt dat Argentinië minstens twaalf jaar nodig zal hebben om de crisis helemaal te boven te komen. Die voorspelling gaat ervan uit dat het land zijn ontwikkeling zelf, dus zonder enige hulp van buitenaf, zal moeten bekostigen.