Buitenland

Studeren aan de Peshawar University

Terwijl het geweld over het Pakistaans-Afghaanse grensgebied heen spoelt moeten de studenten er een leven proberen op te bouwen. Hoe zien zij hun toekomst? Wat willen jonge Pakistanen voor zichzelf en voor hun land?

Antoinette de Jong
10 April 2009 19:21Gewijzigd op 14 November 2020 07:42
Studenten op de universiteit van Peshawar. Bijna de helft van hen is vrouw. Foto’s Robert Knoth
Studenten op de universiteit van Peshawar. Bijna de helft van hen is vrouw. Foto’s Robert Knoth

De studenten van de Universiteit van Peshawar, in de hoofdstad van de North-West Frontier Province aan de grens met Afghanistan, weten heel goed welk imago ze hebben in het Westen. Terroristen. Extremisten. Steunpilaren van de taliban. Alle mannen zijn vrouwenonderdrukkers en dus zijn alle vrouwen zielig.Rector magnificus Azmat Hayat kent de vooroordelen. Als we op een avond bij hem thuis zijn uitgenodigd, wist hij zich met een handdoekje het zweet van zijn ronde hoofd: „Als ik op een receptie of een feestje in Islamabad zeg dat ik uit Peshawar kom, kijken ze alsof ik een handgranaat naar binnen gooi.”

Het eerste collegegebouw werd begin twintigste eeuw door de Britten gebouwd. Nu zijn 14.000 studenten bezig aan een bachelor- of masteropleiding. Ze studeren aan 48 verschillende departementen, variërend van archeologie tot zoölogie, van chemie tot islamitische studies, van Perzische taal en letterkunde tot Pashto, de taal van de in meerderheid Pathaanse bevolking in dit deel van Pakistan.

De meeste studenten komen uit de North-West Frontier Province, ook uit de beruchte stammengebieden die door NAVO-generaals als broedplaatsen van extremisme, taliban en Al-Qaida worden gezien. Het aantal luchtaanvallen vanuit Afghanistan op die stammengebieden is het afgelopen jaar snel toegenomen en met aanslagen lijken de opstandelingen de Amerikaanse grondtroepen de stammengebieden in te willen lokken. Het grensgebied wordt zo het nieuwe brandpunt in de ”War on terror”.

Verbrijzeld
Met haar uitgestrekte tuinen lijkt de universiteit een vredige oase, niet vatbaar voor geweld, corruptie, machtspolitiek en armoede die buiten de hekken het leven van de doorsnee-Pakistaan zo moeilijk maken. Hier is enkel een legertje tuinmannen nodig.

Schijn bedriegt. „Alles is veranderd, nee, verbrijzeld na 11 september”, roept student sociologie Najeeb geëmotioneerd te midden van een groepje jongens die zijn komen praten op de buitengalerij van een van de studentenverblijven; Hostel nr.1. De andere studenten knikken. Verbrijzeld, ja, dat is het goede woord.

Najeeb gaat door: „Jullie denken dat jullie ons moeten vernietigen en dat wij barbaren zijn, maar dat is allemaal propaganda. We zijn een fatsoenlijk land, we willen onszelf slechts beschermen tegen onze buurlanden.” Zaheb legt uit waar een deel van de pijn zit. „We kunnen nog nauwelijks in het buitenland studeren. De meeste landen zijn xenofobisch geworden en bang van Pathanen.” Het is oneerlijk zeggen de jongens. „De Pathanen zijn gastvrij en vooral opgeleide mensen zijn vredelievend. Ze doen niemand kwaad als je hen niet probeert te vernietigen.” Bovendien, zeggen ze: „Als jullie ons laten studeren in je land, krijg je artsen en ingenieurs terug. Pakistaanse artsen staan heel goed bekend.”

Waarom jonge Pakistanen met zo veel argwaan worden bezien, ook al zijn verschillende aanslagen herleid tot de North-West Frontier, begrijpen de studenten niet of willen ze niet begrijpen: „Geen van de kapers van de 11 septembervliegtuigen kwam hier vandaan”, zegt Najeeb verontwaardigd. „Het probleem is”, zegt Kashef, „dat buitenlandse mogendheden zich met onze zaken bemoeien. Ze verstoren onze grenzen. Ze doden onze mensen en ze steunen onze dictators.”

Deze generatie studenten is opgegroeid terwijl generaal Musharraf aan de macht was. Ze peinzen niet over een carrière in het leger. „Dat krijgt 85 procent van het budget, maar het Indiase leger is beter uitgerust en sterker. Wat heeft het dan voor zin”, vraagt een van de jongens. „Vroeger wilde iedere jongen wel in het leger”, weet Najeeb. Hij heeft gelijk. De soldaten waren helden die het land verdedigden tegen het grote boze India. Trots is verdwenen. Nu voor de zoveelste keer de democratie opnieuw wordt uitgevonden, blijkt hoezeer het leger aan populariteit heeft ingeboet. „Het leger moet zich niet bemoeien met de regering, ze moeten gewoon de grenzen bewaken”, vinden de studenten. Najeeb zegt dat vooral de grootschalige legeroperaties en de Amerikaanse raketaanvallen in de stammengebieden kwaad bloed hebben gezet. „Zo veel mensen zijn gedood in Zuid-Waziristan, Bajaur en andere gebieden”, zegt hij. „Ze voeren oorlog tegen hun eigen mensen en dat namens een ander land.”

Geïsoleerd
De band tussen de Verenigde Staten en Pakistan is al decennia hecht maar problematisch. Amerika steunt regering en leger en houdt zo een vinger in de Aziatische pap. De Pakistanen vinden de Amerikanen ontrouw. In de jaren tachtig steunde Pakistan met Amerika -en de Golfstaten- de Afghaanse opstand tegen de Sovjets, maar toen die zich terugtrokken, verdwenen ook de Amerikanen en lieten ze Pakistan mooi zitten met miljoenen vluchtelingen, een wapen- en drugscultuur en een burgeroorlog bij de buren. Dat Pakistan de ”War on terror” niet van harte steunt, is niet verbazingwekkend. Pakistanen zijn ervan overtuigd dat Amerikanen en andere NAVO-partners eerder vroeger dan later met de noorderzon zullen vertrekken uit Afghanistan. De strategie van het Pakistaanse leger en de geheime dienst ISI is gericht op wat daarna gebeurt.

Dat het land bijna als een schurkenstaat wordt gezien, doet heel erg pijn in Pakistan. „We voelen ons zo geïsoleerd”, zegt dr. Farooqi, de decaan van het Islamia College. „We willen zo graag een relatie met andere universiteiten. Kunt ons in contact brengen met Leiden?”

Niet alleen de meisjes van het Islamic Study Centre en de jongens van Hostel nr. 1, ook sommige docenten schieten meteen in een defensieve reflex. Ook al is nog geen vraag gesteld over zelfmoordaanslagen of terrorisme. „De taliban zijn niet vreemd voor ons”, zegt een docent van het Islamia College. „Het zijn onze kids, onze neven en broers.” Bovendien, vindt hij, zijn de extremisten een product van de Amerikanen. In de jaren tachtig kwamen ze van heinde en ver. „En nu moeten we hen eruit trappen, maar waarheen? Ze zijn hier getrouwd. Ze hebben kinderen. We moeten geen oorlog voeren, maar met hen om de tafel gaan zitten, luisteren en praten.”

Student journalistiek Daoud heeft geen tijd voor begripvolle beschouwingen. „Wij zijn die mannen met baarden helemaal beu”, zegt hij als we tegen de middag naar het cafetaria lopen voor een snelle studentenhap. „Ze verspreiden terrorisme en extremisme, maar de mensen willen vooruitgang en bij de moderne wereld horen.” Daarom heeft volgens Daoud de seculiere partij ANP hier gewonnen bij de laatste verkiezingen. Buiten de campus gaat het nieuws over de nieuwe regering, de invloed van het leger en de voedsel- en brandstofprijzen, maar volgens de richtlijn van de faculteit bemoeit de studentenradio zich niet met controversiële zaken.

Stammenjongen
Ondanks hun afkeer van het leger hebben de studenten in Hostel nr. 1, onze dagelijkse pleisterplaats, geen hoge verwachtingen van de hoofdrolspelers van Pakistans democratie, ex-premier Nawaz Sharif en Asif Zardari, weduwnaar van Benazir Bhutto en inmiddels president. „Zardari?” hoont een van de studenten, „die heeft jaren in de gevangenis gezeten. Wat moeten we verwachten van iemand die bewezen corrupt is?” Met een mengeling van jaloezie en bewondering vergelijkt Sikandar zijn land met India: „Daar is Manmohan Singh van bescheiden komaf toch premier geworden. Hier is zoiets niet mogelijk. Altijd dringen dezelfde families zich op: de Bhutto’s, de Chaudry’s, de Sharifs. Zij worden premier en president en laten niemand anders toe. Iedere vijf jaar zijn er verkiezingen en dan komt de volgende corrupte regering aan de macht.”

Hoe zal het hier dan zijn in vijf jaar tijd? De studenten beginnen te lachen. „We weten niet wat er volgend jaar gebeurt, laat staan over vijf jaar.” Niets is zeker hier. „Zelfs als je een graad haalt, weet je niet of dat je toekomst zal redden”, zegt Najeeb. Debater Sikandar van Management Studies, gooit er nog een schepje bovenop: „Het vuil dat zich in zestig jaar verspreid heeft over Pakistan, kan niet in vijf jaar worden verwijderd. Alles is aangetast. We hebben op zijn minst twintig jaar nodig.” „Maak er maar vijftig van”, zegt Najeeb.

Als het waar is wat de studenten beweren, namelijk dat hogeropgeleide mensen vredelievend zijn, is dat in Pakistan geen geruststelling. Slechts 43 procent kan lezen en schrijven. Geen wonder, want volgens Unicef besteedt Pakistan jaarlijks slechts 1 procent van het nationaal budget aan openbaar onderwijs. Andere indicatoren stellen evenmin gerust. Ruim 10 procent van de kinderen haalt de 5 jaar niet eens en een derde van de Pakistanen leeft onder de armoedegrens. In het Institute for Managament Studies in Peshawar rommelt directeur dr. Shah Jehan in zijn bureaula. Hij toont de dreigbrief die hij een half jaar geleden heeft gekregen. „Op deze universiteit zitten jongens en meisjes bij elkaar en ze dansen en zingen. Dit moet ophouden. We zeggen het op een zachtaardige manier, maar voor ons is het heel makkelijk om iemand te doden. Als je het niet begrijpt, blazen we het gebouw op met alles erin”, leest hij voor. De universiteit heeft Shah Jehan van een bewaker voorzien. „Maar je moet hem eens goed bekijken.” Jehan geeft met duim en wijsvinger een denkbeeldige afstand aan: „Hij heeft zúlke dikke brillenglazen en kan niet eens het verschil zien tussen een sigaret en een pen.”

Een paar dagen voor 11 september keerde Shah Jehan terug vanuit Hawaï, waar hij doceerde. „Het was van het ene naar het andere uiterste”, grijnst hij. Shah Jehan is gladgeschoren, serveert bier op warme zomeravonden en heeft een Amerikaans accent. „Het liefste zou ik in spijkerbroek rondlopen, maar het bestuur vindt dat niet passend voor een professor.” De professor blijft een stammenjongen die zich beschermd weet door iets veel machtigers: „Ik heb mijn bedreigers duidelijk gemaakt dat ik de dingen oplos via onze stammen. Ik weet precies tot welke stam zij behoren en zij weten dat mijn stam, de Khattaks, wraak zal nemen als mij iets overkomt.”

In Dir, een prinsdom dat pas in de jaren zestig tot de staat Pakistan toetrad, werden degenen die hoger onderwijs wilden volgen verbannen door de heerser, de Nawab. Die wilde niet dat zijn onderdanen meer dan tien jaar onderwijs kregen; anders werden ze te slim en konden ze tegen hem in opstand komen. Onderwijs is nog altijd een ontsnappingsroute uit armoede en onderdrukking in Pakistan. „Vergeet niet”, staat in de brochure voor studenten, „dat jullie familie een groot offer heeft gebracht om jullie te laten studeren.” De hele zomer bereiden hardwerkende studenten zich voor op hun najaarsexamens. In Peshawar beloven tientallen bureaus dat ze studenten naar het buitenland kunnen helpen en er wordt kwistig met namen als Cambridge, Oxford en Harvard gestrooid. In Peshawars enige vijfsterrrenhotel, het Pearl Continental, lopen op dinsdagmiddag enkele studenten aarzelend de glanzende lobby in. Ze komen voor persoonlijk advies van bemiddelingsbureau HR Consultants. Zulfiqar Ali uit Parachinar in het Kurramstammengebied heeft net zijn interview gehad. Hij wil niet laten merken dat hij teleurgesteld is, maar het advies was feitelijk: Vergeet het maar. „De bankbalans is niet goed genoeg”, zegt Zulfiqar. „Voor drie jaar studeren in het Verenigd Koninkrijk moet je minimaal 48.000 pond op je rekening hebben.”

Cultuuromslag
Vooral de vrouwen van de North-West Frontier hebben een enorme sprong voorwaarts gemaakt. Bijna de helft van de studenten is vrouw en bij sommige studierichtingen zoals psychologie zijn ze zo in de meerderheid dat quota zijn ingevoerd en jongens voorrang krijgen. Voor de toekomst van Pakistan en de North-West Frontier is misschien niet de vraag of het leger het van de militanten kan winnen, maar of de cultuuromslag die gaande is, afgestopt kan worden door mollahs en andere conservatieven. Aan reclames zie je wat marketingstrategen nu als verkoopbaar ideaalbeeld zien. Commercials voor creditcards en verzekeringen tonen jonge gladgeschoren mannen in westerse kleding met jonge slanke vrouwen met onbedekte lange haren, de lange shawl decent voor de borstpartij geschikt. Het ideale gezin heeft twee jonge kinderen die ravotten in de tuin en opa, nog wel in traditionele wijde shalwar en kamiz gekleed, kijkt boven zijn Engelstalige krant uit. Er zijn ook spotjes waarin labradors over het gras rennen, jongens gitaar spelen en vrouwen spijkerbroeken dragen. Adolescenten sturen eindeloos sms’jes via Mobilink Ladies First, Zong, Ufone en andere providers en ze drinken Pepsi, Coca-Cola of het gifgroene Mountain Dew. In praatprogramma’s verschijnen Pakistanen van allerlei pluimage, traditioneel en westers gekleed, gesluierd en ongesluierd. En op het Pathaanse Khyber-tv kunnen toeschouwers zich vergapen aan vrouwenworstelen, aangekocht uit Amerika.

Maar Lema is niet de enige die de ongeschreven regels breekt. Enkele dagen later lopen voor de etalage van de London Book Store in het centrum van Peshawar twee stelletjes van voor in de twintig. De jongens in T-shirts, hun spijkerbroeken laag op de heupen. De meisjes ook in jeans, maar met lange gewaden daaroverheen en met een hoofddoek. De manier waarop ze zich kleden is nog niet zo schokkend, maar iets anders wel: terwijl ze lachend en pratend door de drukke winkelstraat lopen voor de etalage van de London Book Store, kan iedereen aan de verliefde paartjes zien hoe snel dit land van de Pathanen verandert. Ze houden handjes vast.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer