„Wapenstilstand was wortel van staatsvormingsproces”
Het staatsvormingsproces in Nederland is voor een groot deel te danken aan het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) of aan gebeurtenissen vlak daarvoor.
Dat concludeerde prof. mr. J. W. M. Engels, hoofddocent staatsrecht in Groningen, gisteren tijdens een bijeenkomst van het Nationaal Archief ter herdenking van het Twaalfjarig Bestand.Gisteren was het 400 jaar geleden dat de Republiek der Verenigde Nederlanden, de Spaanse koning Filips III en de aartshertogen van de Zuidelijke Nederlanden in Antwerpen het Twaalfjarig Bestand sloten.
Volgens Engels werd de basis voor het staatsvormingsproces in Nederland gelegd bij de Unie van Utrecht (1579). De betekenis van deze verklaring zou vooral groot zijn in calvinistische kringen. „Zij voelden zich verlost van de tirannie van Rome en Madrid.” De wortels van de Nederlandse soevereiniteit lagen in het afzweren van de landsheer, koning Filips van Spanje, aldus Engels.
Volgens prof. dr. J. Pollmann, historica aan de Universiteit Leiden, liggen de wortels van het Nederlandse staatsbestel in 1609. Door het aanvaarden van het bestand, erkende Filips III Nederland feitelijk als zelfstandige staat.
Door deze wapenstilstand werden de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden herenigd. Dat leverde een nieuwe visie op de Nederlandse identiteit op. Vanaf 1609 was er in de beeldvorming sprake van twee Nederlanden. Het roomse, republikeinse Zuiden kwam tegenover het protestantse, oranjegezinde Holland te staan.
Het belang van de fundamenten van de rechtsstaat, zoals de Unie van Utrecht, de Akte van Verlatinge, het Twaalfjarig Bestand en de Grondwet, is steeds ondergewaardeerd gebleven, betoogde prof. dr. H. te Velde, hoogleraar vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Evenals Engels wijt hij dat aan het elitaire karakter van deze constituties. Pas in 2002 werden burgers voor het eerst bij de Grondwet betrokken, aldus Te Velde. In dat jaar vond een maatschappelijke discussie plaats over de verhouding van het non-discriminatiebeginsel ten opzichte van de vrijheid van meningsuiting.