Binnenland

„Vloekverbod niet per definitie in strijd met wet”

In zestien Nederlandse gemeenten is het officieel verboden om op straat te vloeken. Recent handhaafden Rijssen en Ermelo de bepaling, ondanks openlijk verzet daartegen. Critici wijzen erop dat een vloekverbod in strijd is met de vrijheid van meningsuiting. Niet iedereen zegt hun dat na. „Sprekende gedenkstenen moeten behouden blijven.”

3 April 2009 18:43Gewijzigd op 14 November 2020 07:39
Ieder initiatief tegen vloeken in de samenleving juicht directeur Theo Bor van de Bond tegen het vloeken toe Foto RD, Anton Dommerholt
Ieder initiatief tegen vloeken in de samenleving juicht directeur Theo Bor van de Bond tegen het vloeken toe Foto RD, Anton Dommerholt

In het buitenland staan Nederlanders bekend als notoire vloekers. Toch proberen gemeentebestuurders al jarenlang burgers aan te spreken op hun taalgebruik. Steeds minder gemeenten doen dat met een vloekverbod in de algemene plaatselijke verordening (APV).In 1986 vernietigde de regering via een Koninklijk Besluit het vloekverbod in een aantal gemeenten met het oog op artikel 7 van de Grondwet, waar het gaat over de vrijheid van meningsuiting. Uit een belronde van deze krant blijkt dat de burgemeesters van de zestien gemeenten het vloekverbod nu vooral als een appel op de burgers zien.

„Een vloekverbod is in het licht van het Koninklijk Besluit een niet toegestane beperking van de vrijheid van meningsuiting”, stelt de Alphense advocaat mr. J. Verhoeven. „Daarnaast is het de vraag wanneer er precies sprake is van een vloek, dan wel ruwe of onzedelijke taal. Het gaat daarbij om zogenaamde open normen. Die bemoeilijken de handhaving van het verbod.”

Volgens Verhoeven heeft een vloekverbod nu alleen nog een symbolische waarde. „Gemeenten die er desondanks aan vasthouden, kunnen zo aandacht vragen voor bepaalde normen en waarden.”

Emeritus hoogleraar informatierecht mr. E. J. Dommering stelt dat zelfs een symbolisch verbod niet juist is. „Hiermee gaat een gemeente haar boekje te buiten.” Verhoeven bestrijdt die opvatting. „Het is wel de vraag in hoeverre het wenselijk is dat in een APV een fatsoensnorm wordt opgenomen die niet te handhaven is. Symbolische wetgeving heeft echter ook een belangrijke signaalfunctie in het publieke domein. Ongetwijfeld is het een steen des aanstoots voor de moderne mens die wil afrekenen met op Gods Woord gebaseerde wet- en regelgeving. Voor mij is het echter een sprekende gedenksteen die behouden moet blijven.”

Niet strijdig
Kan een vloekverbod echt niet door de beugel? Voor vicepresident mr. J. T. Begheyn van het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch is dat nog altijd de vraag. In 1988 beweerde hij in het juridisch wetenschappelijke tijdschrift Rechtsgeleerd Magazijn Themis dat vloekverboden niet in strijd zijn met de Grondwet wanneer de vrijheid van meningsuiting op zinnige wijze wordt uitgelegd. „Ik sta nog altijd achter de inhoud van mijn betoog”, stelt Begheyn nu hij het een en ander daarvan heeft herlezen. „Het is mij te simplistisch om vloeken ongeacht de context te scharen onder vrijheid van meningsuiting.”

De vicepresident van het Bossche gerechtshof vindt het niet juist dat aan de vrijheid van meningsuiting een zo ruime betekenis wordt gegeven dat daardoor vrijwel iedere uitlating blijft gevrijwaard van overheidsingrijpen. „Willen we die vrijheid soms zo ver oprekken dat straks wildplassen tegen een kerk ook als een vorm van meningsuiting moet worden gezien?”

Vloekverboden zijn ook niet in strijd met andere wetten, stelde Begheyn in het Themisartikel: „Uit niets blijkt dat de strafwetgever vloeken uitdrukkelijk ongestraft heeft willen laten. Integendeel, vloeken behoort op zich tot de onderwerpen die onder de plaatselijke politie vallen.”

Vloekverboden tonen de gemeentelijke verscheidenheid aan, meent Begheyn nog altijd. „Amsterdam zal andere bepalingen in een APV opnemen dan een Veluwse gemeente. Dat illustreert de pluriformiteit in Nederland, die constitutioneel is gewaarborgd. Wel is het voor mij de vraag of het zinvol is om een vloekverbod via een APV op te nemen. Het recht moet een laatste redmiddel blijven om bepaald gedrag aan banden te leggen. Wie burgers wil wijzen op bepaald asociaal gedrag kan ook denken aan advertentiecampagnes, zoals die van SIRE.”

Heeft een proefproces over de wettigheid van een vloekverbod zin? Dat betwijfelt Begheyn. „Mijn visie is niet bepaald gemeengoed. Het is echter niet zo dat met het besluit van de kroon uit 1986 de discussie voor eens en altijd is gesloten.”

Goed gevoel
In 1999 probeerde toenmalig GPV-fractievoorzitter A. Slob in Zwolle het vloekverbod -zonder succes- in de APV op te laten nemen. De huidige fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer kijkt nog steeds met een goed gevoel terug op de poging het vloekverbod weer in te voeren. „We moeten op een verantwoorde manier omgaan met de publieke ruimte. Dat mag ook blijken uit het taalgebruik. Daarbij komt dat het opkomen voor de Naam van God in het publieke domein onlosmakelijk is verbonden aan het bedrijven van christelijke politiek.”

Dat het gevoelig kan liggen om over een vloekverbod te beginnen, is volgens Slob geen reden voor christenpolitici om er dan maar over te zwijgen. „Natuurlijk moet je zoiets niet plompverloren voorstellen. Het is verstandig een bredere discussie aan te zwengelen over de vraag hoe we als burgers met elkaar omgaan. Je kunt dan ook bijvoorbeeld het reclamebeleid erbij betrekken.”

Slob erkent dat een vloekverbod in de praktijk moeilijk te handhaven is. „Maar er is niets mis met het afgeven van een statement van wat je als gemeente acceptabel vindt. Als echter op voorhand duidelijk is dat een vloekverbod op weerstand zal stuiten, moet een christenpoliticus creatief zijn. Organiseer bijvoorbeeld een debat over normen en waarden, waarin niet alleen het taalgebruik ter sprake komt. Wat dat betreft zijn de Tien Gouden Stadregels in Gouda een goed voorbeeld.”

Dat een vloekverbod juridisch onhoudbaar is, staat ook voor Slob niet onomstotelijk vast. „Het kan zeker geen kwaad als christenjuristen deze kwestie eens goed onderzoeken. Laten we niet te snel bezwijken voor de algemene opinie dat een vloekverbod hoogstens een symbolisch gebaar is.”

„Vloekverbod helpt ons bij ons werk”

Ieder initiatief tegen vloeken in de samenleving juicht directeur Theo Bor van de Bond tegen het vloeken toe. „Al heeft een vloekverbod alleen maar een signaalfunctie, het helpt ons toch bij onze inzet voor respectvolle taal.”

Vicepresident mr. J. T. Begheyn van het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch betwijfelt of het vloekverbod strijdig is met de Nederlandse wet, zoals juristen zeggen. Hoe taxeert u de opvatting van Begheyn?
„Zo’n verhaal klinkt mij als muziek in de oren. Fantastisch. Wij als Bond tegen het vloeken handelen natuurlijk niet op grond van juridische bepalingen, maar rechtstreeks vanuit de Bijbel. Dat proberen we op een nette manier te doen.” Wat CU-fractievoorzitter Slob betreft zou het geen kwaad kunnen als christenjuristen uitzochten of een vloekverbod werkelijk juridisch onhoudbaar is. Hoe ziet u dat?
„Ieder initiatief tegen vloeken is welkom. Daar helpt ook een vloekverbod bij. We moeten ook niet te snel zeggen dat een vloekverbod niet zou kunnen. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie stelde in 2006 dat het de aanbeveling verdient om de religieuze gevoelens van mensen te beschermen. Het WODC constateert ook dat Nederland heel terughoudend is in het beschermen van die gevoelens. Terwijl het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wat ons betreft wel degelijk mogelijkheden biedt om bijvoorbeeld vloekers effectief te vervolgen.”

Sommige mensen zullen fel protesteren tegen een vloekverbod met een argument als: Dan mogen we niets verkeerds over Allah zeggen.
„Dat vind ik een oneigenlijke argumentatie. Een vloekverbod betekent niet dat er geen kritiek op Allah mogelijk is. Er is vrijheid van meningsuiting. Maar verwoord je kritiek dan op een nette manier.

Wel denk ik dat de islam bepaalde kritiek eerder opvat als smadelijk. Daar moeten we rekening mee houden. Wat mij betreft geven we geen kritiek zoals de Deense cartoontekenaar Kurt Westergaard of Salman Rushdie in zijn boek ”De Duivelsverzen” doen.” Wat valt u op in de visies van burgemeesters op het vloekverbod in hun gemeente?
„Dat ze vinden dat het vloekverbod vooral een symboolfunctie en een signaalwerking heeft. Iedereen zegt dat het vloekverbod niet te handhaven is. Daar kan ik me ook wel wat bij voorstellen.

Mooi is overigens dat enkele gemeenten met een vloekverbod de bond steunen met waarderingssubsidies. Zoals Urk, Barneveld, Elburg en Rijssen-Holten. Maar er zijn ook twaalf plaatsen zonder vloekverbod die ons geldelijk steunen. Dat is sympathiek. Het betreft ook plaatsen waar je niet meteen aan zou denken, zoals Stadskanaal.” Sommige burgemeesters geven aan dat het formeel mogelijk is het vloekverbod te handhaven.
„Dat zou kunnen. Het ligt moeilijk. Denk ook aan de discussies over artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht over smalende godslastering. Dat artikel wordt afgeschaft. Het blijkt niet eenvoudig om aan te tonen dat iemand echt opzettelijk God wilde smaden.” Hoe wenselijk is het om iemand te beboeten voor vloeken?
„Vanuit Bijbels oogpunt zou dat terecht zijn. Maar wij leven in een samenleving die anders in elkaar steekt. Wettelijk gezien is het een moeilijke zaak. We zien dat een meerderheid in de Nederlandse samenleving vloekverboden wil schrappen. Alleen in gemeenten met een confessionele meerderheid ligt dat anders. Een vloekverbod als signaal is nu denk ik het maximaal haalbare.”

Vloekvrij

Niet alleen in Nederland ergeren mensen zich aan het vloeken. Zowel in Groot-Brittannië als in de Verenigde Staten zijn er initiatieven om het ruwe taalgebruik in te dammen.

Wie in het centrum van de Britse stad Preston hardop vloekt, riskeert sinds december vorig jaar een boete van ruim 90 euro. De gemeenteraad van de bijna 130.000 inwoners tellende stad in het noordwesten van Engeland wil graag het asociale gedrag terugdringen. Overal in het centrum hangen posters die mensen wijzen op het vloekverbod, in de hoop dat de burgers meer respect gaan tonen voor elkaar en voor hun stad. Volgens de krant The Daily Mail is Preston de eerste stad in Groot-Brittannië met een vloekverbod.

Het bestuur van de Californische regio Los Angeles riep de eerste dagen van de vorige maand uit tot vloekvrije week. Dit besluit was een vervolg op een initiatief van een 14-jarige scholier die al twee jaar strijdt tegen vloeken, het gebruiken van vuile taal en het vertellen van vieze moppen. Een door hem opgerichte club telt wereldwijd meer dan 20.000 leden.
Geschrapt

Naast pogingen om ruw taalgebruik tegen te gaan, zijn er de afgelopen jaren in het buitenland ook bepalingen geschrapt die het vloeken ontmoedigen.

Zo besloot de gemeenteraad van de Canadese stad Saint John in februari 2003 tot opheffing van het verbod op vloeken in het openbaar. Reden voor het schrappen van deze en andere wetten was het besparen van geld: de gemeente in de Canadese tweetalige provincie New Brunswick is verplicht alle wetten zowel in het Engels als het Frans te vertalen en uit te geven. Hoe minder wetten een stad heeft, des te minder het vertaal- en drukwerk het kost.

In 2002 verklaarde een hof van beroep in de Amerikaanse staat Michigan een 105 jaar oude wet die vloeken in het bijzijn van vrouwen en kinderen strafbaar stelde, ongrondwettelijk. De wet verbood „onfatsoenlijke, immorele, obscene, vulgaire of beledigende taal.” Met de uitspraak van het hof ging een 28-jarige man vrijuit. Hij was in 1999 veroordeeld tot een boete van 75 dollar en een werkstraf van vier dagen in een kinderdagverblijf omdat hij had gevloekt toen hij in het water was gevallen.

Veroordeeld

In de gemeente Werkendam werd in 1904 daadwerkelijk iemand veroordeeld op basis van de APV die „misbruik maken van Gods Heiligen Naam” en het „bezigen van Godslasterlijke vloeken” verbood op straffe van een geldboete van 25 gulden.

Verbod op ruwe taal

Zestien gemeenten hebben in de algemene plaatselijke verordening (APV) een verbod op ruwe of onzedelijke taal opgenomen. Toch zijn er onderling verschillen. In totaal zijn er zeven varianten. Bodegraven verbiedt niet officieel het vloeken, maar alleen ruwe of onzedelijke taal. Barneveld en Urk hebben daarentegen een vrij uitgebreide bepaling in de APV.

  1. Het is verboden in het openbaar de naam van God vloekende te gebruiken.

  2. Het is verboden in het openbaar ruwe of onzedelijke taal te gebruiken.

  3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor zover gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet of indien het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer