Argentijnse president verrichtte prestatie van formaat
Een jaar geleden brachten massaprotesten in Argentinië de regering van president Fernando de la Rúa ten val. De met plunderingen gepaard gaande betogingen vonden hun oorsprong in het besluit van de regering om de circulatie van contant geld te ontmoedigen middels een bevriezing van de banktegoeden. Met de draconische maatregel dacht het ministerie van Economische Zaken paal en perk te stellen aan de kapitaalvlucht die de deviezenreserves van het land tot een haast absoluut minimum had teruggebracht.
Na drie dagen en nachten van ware veldslagen in het stadscentrum van Buenos Aires tussen manifestanten en politie, waarbij twaalf mensen het leven verloren, moest president De la Rúa het belaagde Casa Rosada-paleis via een helikopter ontvluchten enige momenten nadat hij uit zijn functie was getreden.
In de weken die volgden kende Argentinië liefst vier verschillende staatshoofden. Sommigen in de constitutioneel vastgelegde lijn van presidentiële opvolging bedankten voor de dubieuze eer. Verschillende keren moesten er rechtsgeleerden aan te pas komen om te bepalen wie kon plaatsnemen in het Casa Rosada. De grondwet voorzag niet in de onwaarschijnlijke situatie dat de vier aangewezen opvolgers van een scheidend staatshoofd allen verhinderd waren -of gewoon niet thuis gaven- om het ambt op zich te nemen.
Uiteindelijk vond het parlement in de peronistische gouverneur Eduardo Duhalde van de provincie Buenos Aires een politicus die bereid was om het presidentschap langer dan slechts enkele dagen of weken over te nemen. Een jaar later zit Duhalde nog steeds in het Casa Rosada. Dat alleen mag reeds een prestatie van formaat heten.
De afgelopen twee dagen hadden er haast overal in Argentinië protestmarsen, stakingen, betogingen en andere uitingen van onvrede plaats ter gelegenheid van de eerste verjaardag van De la Rúa’s val. Hoewel de autoriteiten een herhaling van de gewelddadigheden van weleer vreesden en tienduizenden agenten op de been brachten om de openbare orde te handhaven, verliepen de twee protestdagen nagenoeg zonder incidenten.
Marsleider Luis D’Elía, onderweg naar het historische Meiplein met ongeveer 10.000 fabrieksarbeiders uit een grauwe voorstad van Buenos Aires, was vooral verbaasd. „Het lijkt hier wel Zweden, zo vriendelijk is de politie”, aldus D’Elía na een heel aimabel gesprek met de politiecommissaris over de best te volgen route voor zijn colonne.
Tientallen formaties van betogers afkomstig uit de industriële roestzone die de hoofdstad insluit, stroomden vrijdag samen op het Meiplein om daar op luidruchtige, maar verder vreedzame manier te protesteren tegen de vermeende onbekwaamheid en corruptie van ’s lands bestuurders. D’Elía en andere voormannen van de zogeheten Strijdvaardige Klasse Stroming (CCC) oogstten veel bijval met hun oproep dat alle politici moeten heengaan opdat „het volk” kan besturen. De CCC liet zien dat zij als extreem linkse groepering, met wortels in de vakbeweging, niet langer aan de marge staat van het politieke leven. De stroming krijgt in toenemende mate steun uit de gedesillusioneerde en gedecimeerde Argentijnse middenklasse, die zo langzamerhand de hoop op enig herstel van koopkracht en sociale status heeft opgegeven.
Een jaar na de val van de regering-De la Rúa is er veel veranderd in Argentinië. Om te beginnen is het eens fiere land zijn positie kwijtgeraakt aan de top van de Latijns-Amerikaanse welvaartsranglijst. Thans mag Argentinië zich qua nationale rijkdom vergelijken met landen als Panama en Peru. Dat deze sprong terug zich niet alleen weerspiegelt in de statistieken bleek enkele maanden geleden toen er uit de provincie onthutsende berichten kwamen over hongersnood en kindersterfte. Nooit eerder in zijn geschiedenis heeft Argentinië, eertijds nog omschreven als de graanschuur van de wereld, honger gekend. Volgens een eerste studie van het ministerie van Sociale Zaken stierven dit jaar reeds zo’n 700 kinderen jonger dan vijf jaar aan de gevolgen van ondervoeding.
Sinds Argentinië in 1998 verzeild raakte in een economische recessie is de natie zo’n 27 procent van zijn nationale inkomen kwijtgeraakt. In dollar- of eurotermen bedraagt de welvaartsval zelfs 62 procent. Het afgelopen jaar hielden eigenlijk nog alleen de landbouw en de veeteelt het land financieel enigszins gaande. De industrie draait daarentegen op amper eenderde deel van de geïnstalleerde capaciteit.
Er zijn evenwel enkele kleine lichtpuntjes aan de horizon te zien. De inkrimping van het nationaal product lijkt voorbij te zijn. Er is zelfs hier en daar een klein beetje groei te constateren. De monetaire autoriteiten slaagden erin om de pesokoers te stabiliseren na de even spectaculaire als dramatische geldontwaarding van een goed halfjaar geleden. De centrale bank te Buenos Aires kan zelfs dagelijks enkele miljoenen dollars uit de markt kopen zonder de peso aan het wankelen te brengen en weet zodoende de deviezenreserves van het land gestaag op te bouwen. Thans houdt Argentinië zo’n krappe 11 miljard dollar achter de hand.
De regering-Duhalde is er ondanks herhaaldelijk proberen niet in geslaagd om tot een vergelijk te komen met het Internationale Monetaire Fonds (IMF) en de particuliere kredietbanken. Het einde van het schuldmoratorium is nog niet in zicht.
Op politiek vlak zijn er, een jaar na de wending, minder positieve ontwikkelingen op te tekenen. De traditionele partijen bereiden zich voor op de presidentsverkiezingen van (waarschijnlijk) maart volgend jaar zonder dat er uit hun gelederen nieuwe leiders naar voren zijn getreden. De Peronisten kampen met interne tweespalt tussen enerzijds de volgelingen van president Eduardo Duhalde en zijn politieke bondgenoten en anderzijds de voormannen van oud-president Carlos Menem, die wil terugkeren aan de macht.
Menems ambitie roept allerlei, potentieel gevaarlijke, politieke spanningen op. Sommigen koesteren heimwee naar de tijd waarin hij regeerde omdat Argentinië toen een land van onbegrensde mogelijkheden leek. Anderen wijzen er juist op dat de euforie onder Menem een fatale wissel trok op de toekomst doordat de regering ongebreideld voor miljarden leningen afsloot in het buitenland om het feest te bekostigen. En de rekening kwam uiteindelijk terecht op het bordje van Menems onfortuinlijke opvolger Fernando de la Rúa. Gelet op de vreemd genoeg almaar groeiende populariteit van Carlos Menem is de indruk gerechtvaardigd dat veel Argentijnen niet of nauwelijks lering hebben getrokken uit het onheil dat hun land het afgelopen jaar genadeloos trof.