„Tibet is onder Peking beter af dan onder de dalai lama”
Het onbegrip rond Tibet is enorm. Vooral buiten China, is de opvatting in Peking. Een tentoonstelling in de Chinese hoofdstad om dat begrip te vergroten, trekt echter vooral Chinezen.
„Weet je wat mij hier opvalt? Het lijkt wel alsof er geen Tibetanen en buitenlanders komen”, constateert een bezoeker uit Hongkong na een rondgang over de tentoonstelling ter gelegenheid van vijftig jaar democratische hervorming. „Wie moet er nu overtuigd worden met deze expositie?”De Chinese bezoekers behoeven geen overtuiging meer, maar de tentoonstelling onderstreept voor eigenlijk iedereen dat Peking in 1959 het juiste deed door de opstand van de oude elite neer te slaan. De Tibetaanse horigen werden bevrijd en konden eindelijk de vruchten plukken van het beleid en de idealen van de Chinese communistische partij.
Hoe tragisch het lot onder de dwingelandij van de Tibetaanse elite wel niet was, wordt uitgebreid geïllustreerd aan de hand van foto’s, statistieken en martelwerktuigen. Voor wie de werking niet meteen begrijpt, zijn er foto’s. Met een paar tableaux vivants wordt de enorme kloof tussen lijfeigenen en steenrijke landheren uitgebeeld.
Een ander tableau laat de bevrijding in socialistisch-realistische stijl zien. Stoere boeren die gespierd, weldoorvoed en zeer zelfbewust de documenten verbranden waarmee de horigheid aan de landheer in rook opgaat. Het verschil tussen de broodmagere horige van vlak voor de bevrijding op de foto’s en deze weldoorvoede heroïsche figuren lijkt niemand te storen.
Een van de gidsen, vrijwel zonder uitzondering jonge vrouwen in Tibetaanse dracht, onderwijst haar groep. Het microfoontje op haar hoofd is verbonden met een speakerkastje dat aan een riem om haar middel zit. Zo kan iedereen in de groep haar rappe uitleg bij alle foto’s, statistieken en teksten volgen. De meeste bezoekers zijn oud genoeg om zich de bevrijding van Tibet te kunnen herinneren. En voor het geval dat ze de teksten niet kunnen lezen, draagt de gids ze voor.
Het tempo ligt hoog voor de groepen. In drie zalen wordt thematisch uiteengezet welk een zegening China wel niet is en is geweest voor de Tibetanen en hoe goed de Tibetaanse kameraden hun bijdrage leveren aan de glorie van het vaderland. Ook zijn de Tibetaanse cultuur, dans en zang tot bloei gekomen na de bevrijding. Er is werkelijk geen minpunt te bedenken, afgezien van de contrarevolutionaire Tibetanen die China maar niet willen omarmen.
Een andere doel van de tentoonstellingen is eventuele sympathie voor de veertiende dalai lama, de huidige geestelijk leider van de Tibetanen, weg te nemen. De dalai lama behoorde tot de uitbuitende elite en was stinkend rijk, terwijl zijn volk, waar hij nu zo veel om zegt te geven, in bittere armoe leefde.
Om dat te onderstrepen hebben de samenstellers een staatje opgehangen met daarop alle bezittingen van zijn familie. Zevenentwintig huizen, dertig weilanden, meer dan 6000 lijfeigenen, ruim 300 schapen en koeien en 10.000 kilo Tibetaans zilver. De dalai lama zelf bezat 800 kilo goud, een fabelachtig aantal parels en edelstenen, kunstvoorwerpen en duizenden lappen kostbare zijde, bontvellen en geweven wol.
Sinds China in 1951 de feitelijke controle over Tibet overnam, is de dalai lama uitsluitend bezig geweest met „contrarevolutionaire” activiteiten die moesten leiden tot een restauratie van het oude Tibetaanse bestuur. Daarbij werd de kliek rond de dalai lama gesteund door westerse machten zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.
Zonder het Chinese Volksbevrijdingsleger zouden de Tibetanen nog steeds onder het juk van de oude elite gezucht hebben. Aan de hand van voorbeelden van berichtgeving van de „bevooroordeelde buitenlandse media”, krijgt de bezoeker de boodschap mee dat het buitenland toch wel een beetje anti-Chinees is.
Nergens, zo merkt de Hongkongse bezoeker op, wordt verteld dat de dalai lama al jaren geen onafhankelijkheid meer zegt na te streven, maar genoegen zou nemen met autonomie. Nergens wordt de bezoeker verteld dat de dalai lama lid was van het Nationaal Volkscongres. Maar wel krijgt de bezoeker mee dat de man een querulant en een verrader van zijn eigen volk en van China is.
De tentoonstelling zou buiten China zonder twijfel op forse kritiek stuiten. De officiële opvattingen zoals die in de expositie zijn verwerkt, stroken deels niet met de opvattingen in het Westen. Maar in Peking is ze een behoorlijk succes.
En hoewel veel Chinezen de hoofdlijnen van de Chinese claims op Tibet en de rol van China in het postrevolutionaire Tibet wel ongeveer kennen, blijkt de expositie voor bezoekers een opfriscursus in patriottische geschiedenis.
„In vroeger dagen was het Tibetaanse volk horig, nu zijn ze meester in hun eigen huis”, schrijft Ren Dengquan in het gastenboek dat bij de uitgang ligt. „Tibet is sinds oude tijden al onderdeel van China. Sommige westerse politici willen China Tibet ontnemen. Nu China welvarender is, zal Tibets toekomst beter en beter worden.” Geen bezoeker die Ren ongelijk zal willen geven.