Valente bekleedde de afgelopen twee jaar functies bij het landelijk parket in Rotterdam als hoofd expertisecentrum bijzondere opsporingsbevoegdheden, als rechercheofficier en als lid van de parketleiding.

Valente was al eerder officier van justitie in Middelburg, maar maakte naam als ”crimefighter” in Amsterdam. Zo was hij aanklager in het geruchtmakende proces tegen de crimineel Charles Z. Geruchtmakende incidenten kenmerkten dat proces; onbekenden stalen diskettes uit het huis van Valente en de officier van justitie werd persoonlijk bedreigd.

Zijn naam is verder verbonden aan de beruchte IRT-affaire. Als officier van justitie in Amsterdam onderzocht hij in 1995 samen met zijn collega en het huidige Leefbaar Nederland-kamerlid Teeven het gecontroleerd doorlaten van drugs in Rotterdam en de Gooi- en Vechtstreek.

De twee officieren ontdekten dat deze omstreden opsporingsmethode daar nog steeds werd gebruikt. Dit onderzoek leidde tot het vertrek van CID-chef Van der Putten van Gooi- en Vechtstreek.

Valente werd op zijn beurt door Van der Putten bij de commissie-Van Traa, die onderzoek naar de IRT-affaire deed, van beschuldigd dat hij toestemming zou hebben gegeven een criminele infiltrant in te zetten. Valente heeft dit altijd ontkend.

De IRT-enquête leverde uiteindelijk een nieuwe Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) op, die ervoor moet zorgen dat het oneigenlijk gebruik van opsporingsmethodes tot het verleden behoort. Bij de uitvoering van de wet kreeg Valente een prominente rol. Hij werd in 2000 de baas van een expertisecentrum die mensen van het OM in heel het land moest helpen om de wet goed toe te passen.