Het proces tegen de RUF–aanvoerders Issa Sesay, Morris Kallon en Augustine Gbao begon in 2004. Het is het laatste proces dat het SCSL nog in Freetown, de hoofdstad van het West–Afrikaanse Sierra Leone, voert. Het enige andere resterende proces van het SCSL is om veiligheidsredenen naar Den Haag verplaatst. Het is de zaak tegen de voormalige Liberiaanse president Charles Taylor. Die speelde volgens de aanklagers een belangrijke rol bij de doorvoer van diamanten uit Sierra Leone. De edelstenen werden gewonnen door de RUF–bende, die daarbij ongekende gruwelen pleegde tegen weerloze burgers.Het RUF verkrachtte, verminkte en vermoordde vele duizenden mensen in de tien jaren van buitensporig geweld tussen 1991 en 2001. ’Bloeddiamanten’ bezorgden de strijders geld voor wapens en drugs. Van de bevolking van vijf miljoen werden meer dan 120.000 mensen gedood en tienduizenden voor het leven verminkt. Armen en benen werden afgehakt; ook werden de letters RUF in de huid van slachtoffers gekerfd. De kindsoldaten van de Small Boys Unit hadden de reputatie bijzonder gruwelijk te zijn.

In de RUF–zaak heeft voor het eerst een internationaal hof een veroordeling uitgesproken voor „afgedwongen huwelijken" als vorm van seksueel geweld. Het RUF ontvoerde vrouwen en dwong hen in het oerwoud de rebellen seksueel ten dienste te zijn als zogeheten bushwives. „De rechters hebben erkend dat de vrouwen zeer diep en langdurig leed is aangedaan", aldus SCSL–hoofdaanklager Stephen Rapp in een reactie op de uitspraak.

Sesay, Kallon en Gbao zijn de belangrijkste RUF–leiders die nog in leven zijn. Hun voormalige baas, de beruchte en gevreesde RUF–leider Foday Sankoh, overleed in 2003 in voorarrest voordat hij kon worden berecht. Het SCSL werd in 2002 opgericht en wordt mede door Nederland gefinancierd.