Buitenland

Zwarte minderheid in Irak moet lijdensweg gaan

Geen enkele Iraakse politicus heeft het onderwerp op zijn agenda en de media reppen er met geen woord over: discriminatie van zwarte Irakezen. Een diep verankerde minachting in de Iraakse samenleving belet hen sympathie te hebben voor deze zogenaamde Zandji.

Van onze correspondent
24 February 2009 10:00Gewijzigd op 14 November 2020 07:22

Niemand weet hoeveel zwarte Irakezen er zijn, omdat er geen officiële volkstellingen zijn. Maar volgens schattingen zijn er rond de 2 miljoen Zandji. Alleen al in de zuidelijke havenstad Basra leven er zo’n 300.000, veelal onder erbarmelijke omstandigheden.Een flits van dit probleem werd zichtbaar toen een Iraaks televisiestation wist te melden, tijdens de roes van het feestgedruis die de inauguratie van president Obama omgaf, dat de zwarten in Irak in jubelstemming verkeerden omdat „een van hen” het tot president van het machtigste land ter wereld had gebracht.

De zwarten zijn nakomelingen van de slaven die vanaf de negende eeuw uit Oost-Afrika werden gehaald. De Abbasidische heersers zetten hen op de grote plantages in de zuidelijke zoutmoerassen aan het werk. Basra was in die tijd een bloeiende handelsstad en een centrum van de slavenhandel. Historische documentatie maakt duidelijk dat dit in de negentiende eeuw nog steeds zo was.

In 868 ontstond er een grote slavenrevolte, de Zandjirevolte genoemd, toen de zwarte slaven in opstand kwamen tegen hun erbarmelijke leefomstandigheden. De opstand duurde vijftien jaar en de zwarte slaven stichtten zelfs hun eigen hoofdstad, Mokhtara genaamd, totdat de opstand door de heersers in Bagdad in 883 bloedig werd neergeslagen. Dit was de laatste keer dat de zwarte bevolking in Irak zich organiseerde om politieke eisen te stellen.

Ze verspreidden zich door heel Irak omdat ze telkens van stam tot stam werden verkocht, wat verklaart waarom ze vaak van naam veranderden. Een groot gedeelte van de zwarten leefden de eeuwen door als slaven in de huizen en op de plantages van hun heersers en sjeiks. Hun bestaan werd volstrekt genegeerd. Dit was de situatie die de Britten aan het begin van de twintigste eeuw troffen, en pas in 1924 werd de slavernij in Irak officieel afgeschaft – onder luide protesten van de Iraakse stammen. De lange geschiedenis van onderdrukking en minachting echter is tot op heden overgeërfd.

Nu wonen ze zonder uitzondering in de armste wijken, bijvoorbeeld in de wijk Zubair in Basra, en beoefenen veelal de lichamelijk zwaarste en slechtst betaalde beroepen. Het overgrote deel leeft in schrijnende armoede en het analfabetisme onder hen bereikt alarmerende hoogtes. Zwarte kinderen werken vaak op straat als autowassers.

Geen enkele politicus of partij neemt zich hun lot ter harte, vrezende anders de ‘witte’ Irakezen af te stoten. Overheidsinstanties werpen vaak allerlei barrières op die hen verhinderen officiële documenten te verwerven.

De discriminatie begint vaak op school, waar zwarte kinderen bij allerlei denigrerende namen worden genoemd. Het woord ”abd”, oftewel ”slaaf”, is trouwens de normale term die Irakezen gebruiken wanneer ze het over zwarten hebben. Het is de erfenis van een verleden dat nog steeds springlevend is.

Het is overigens niet alleen hun donkere huidskleur die de zwarten veroordeelt tot de laagste echelons van de Iraakse samenleving. Stamverwantschap is een belangrijk ijkpunt voor het bepalen van iemands maatschappelijke positie en de zwarten behoren tot geen enkele stam.

Recentelijk hebben acht zwarte Iraakse intellectuelen een belangengroep opgericht, de Vrije Beweging der Irakezen geheten. Hun voorzitter is Djalal Niyab. De beweging heeft een aantal concrete doelstellingen, maar feitelijk beoogt ze een mentaliteitsverandering, daar zwarten nog steeds worden buitengesloten en gemarginaliseerd. Geen enkele zwarte bekleedt een overheidsfuncties, omdat ze daartoe niet capabel worden geacht.

De beweging wil in de toekomst kandidaten afvaardigen tijdens verkiezingen. Voorzitter Niyab zei in een interview: „Irakezen kijken naar ons als mensen van minder waarde en deze visie wordt helaas gedeeld door politici en schrijvers. En toch hebben de zwarten een belangrijke rol gespeeld bij de opbouw van deze samenleving.”

Bij tijd en wijle duiken er verontrustende berichten op dat slavernij in Irak nog steeds praktijk is. In dit verband kan verwezen worden naar het ”Trafficking in persons report”, dat het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken in 2008 uitbracht. Hierin wordt gesteld, dat Irak zowel „bron” als „bestemming” is van mensenhandel.

Het rapport beschuldigt de leiding van bepaalde weeshuizen ervan jongens en meisjes aan criminele bendes te verkopen, die ze vervolgens naar het buitenland smokkelen. Tegelijkertijd noemt het rapport Irak „als land van bestemming” voor mannen en vrouwen uit vooral Azië die „onvrijwillig werken in Irak.”

De regeringen van India, Pakistan en de Filipijnen hebben hun onderdanen reeds verboden in Irak te werken. Het rapport noemt de omvang van de mensenhandel in Irak alarmerend en vermeldt dat de Iraakse regering geen enkele actie in dit verband onderneemt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer