Strafpleiter en zoon der wet
Hij draait al jaren mee in de top van Nederlandse strafadvocaten. Op de lijst van criminelen voor wie hij het pleit voerde, staan illustere namen: Cor van Hout, Johan Verhoek, Klaas Bruinsma, Willem Holleeder, Desi Bouterse. Nu PVV-leider Wilders hem in de arm heeft genomen om hem te verdedigen vanwege zijn uitlatingen over de islam, wordt mr. Bram Moszkowicz (48) een van de spelbepalers in het maatschappelijk debat over de vrijheid van meningsuiting. „Ik heb moeite met mensen die mij beoordelen, of zelfs veroordelen, zonder ooit met mij te hebben gesproken.”
Camera’s aan de buitenmuren van het advocatenkantoor in Amsterdam houden de omgeving permanent in de gaten. Bezoekers moeten zich melden via een intercom, een receptioniste ontgrendelt het slot van de zware toegangsdeur. Een halfronde trap voert naar de balie en, een etage hoger, een kleine wachtkamer.Nauwelijks een minuut later dan afgesproken meldt Moszkowicz zich. „Hartelijk welkom”, roept hij nog voordat hij in de deuropening verschijnt. De advocaat, klein van postuur, heeft een vriendelijke lach, onderzoekende ogen en een grijze, golvende haardos. „Gaat u voor”, zegt hij, wijzend naar zijn werkkamer met uitzicht op het alledaagse leven aan de Herengracht.
Op het dressoir staat een portret van zijn vader, de bekende strafpleiter mr. Max Moszkowicz. Hij stoomde de vier zonen die hij kreeg, David, Max junior, Robert en Bram, klaar voor de advocatuur.
U zou zijn oogappel zijn.
„Dat is naar mijn mening onzin. Ik weet dat mijn vader van al zijn kinderen even veel houdt. Mijn vader is ook mijn beste vriend. En mijn leermeester, zonder meer. Als tiener volgde ik al zijn pleidooien.”
Lijkt u qua karakter op hem?
„Dat denk ik wel, al ben ik naar mijn indruk ietsje feller dan hij. Mijn vader heeft de wijsheid om zaken op iets meer afstand te bezien. Hij heeft meer oog voor nuance, al merk ik aan mijzelf dat ik milder word.”
„Ik maak weinig vrienden”, zei u ooit over uzelf.
„Dat komt omdat ik sta voor wat ik zeg. Ik ben niet altijd even diplomatiek. Voor de uitoefening van mijn vak is dat goed. Ik deins er niet voor terug om in het belang van een cliënt mijn visie door te drukken, ook als ik mij daarmee niet populair maak.
Voor mijn dierbaren ben ik een toegewijd persoon, al zeg je zoiets niet snel over jezelf. Voor de weinige vrienden die ik heb, ga ik door het vuur. Ik ben gevoeliger dan veel mensen denken. Een kleine geste of een opmerking van een van mijn drie kinderen kan mij heel erg raken.”
Alles aan u is gesoigneerd, zei iemand.
„Ik houd van verzorgd. Dat klopt. Zo ben ik opgevoed. Ik heb wel eens een collega gezien met onder zijn toga een spijkerbroek en klompen. Dat vind ik niet erg, maar ík zou dat nooit doen.”
Vanwege zijn Joodse afkomst heeft uw vader tijdens de Tweede Wereldoorlog drie jaar in Auschwitz doorgebracht. Deelde hij zijn ervaringen met u?
„Alleen als mijn broers en ik erover begonnen. Wat mijn vader heeft meegemaakt, laat zich niet in woorden uitdrukken. Het heeft zijn leven gestempeld, al zal hij dat zelf zo niet zeggen. Zijn ervaringen hebben op mij, als kind van de tweede generatie, invloed gehad. De neiging om je ouders te ”pleasen” kom ik zeker bij mezelf tegen.”
Enkele jaren geleden hebt u een bezoek aan Auschwitz gebracht. Wat deed dat met u?
„Ik zag er de inschrijvingspapieren van mijn grootouders, van mijn vader, zijn broertje en zijn zusjes. Dieper dan ooit tevoren drong tot mij door wat daar is gebeurd. Ik wist ervan, maar bij het zien van al die haarlokken, koffers en kinderkleding gingen mijn ogen nog meer open voor de verschrikkingen die daar hebben plaatsgehad.”
„Sinds het bezoek aan Auschwitz sta ik anders in het leven. Ik maak me minder druk om zaken waar ik me voorheen wel druk over maakte. Dat is niet iets wat ik mezelf heb opgelegd, het is mij overkomen. Ik merk het aan mezelf, al wil ik niet chargeren. Het is natuurlijk niet zo dat ik me nergens meer over kan opwinden. Integendeel.”
Wat betekent het Joodse geloof voor u?
„Ik ben iemand die de traditie waardeer en enigszins in acht neem. Thuis kreeg ik Joodse les. Op mijn dertiende werd ik bar mitswa, zoon der wet.
Ik mag mezelf niet gelovig noemen. Dat zou hypocriet zijn. Ik houd me niet strikt aan de wetten, ik bid ook niet. Maar ik ben wel traditioneel: ik eet geen varkensvlees en op vrijdagavond ben ik samen met mijn geliefden. Op mijn manier vier ik sabbat. Af en toe ga ik naar de synagoge.”
Wat van het Jodendom wilt u uw kinderen meegeven?
„Ik probeer hen bewust te maken van hun afkomst. Zij zijn nazaten van Abraham, van de figuur naar wie hun vader is vernoemd. Dat vind ik belangrijk. Waarom? Heel eenvoudig: ik vind dat we moeten blijven bestaan.”
Omdat het Joodse volk een missie voor de mensheid heeft?
„Zo sta ik er dus niet in. Ik vind het prettig dat het volk voortleeft, zoals ik het ook prettig vind dat er na mij nieuwe Moszkowiczjes worden geboren. Het zou jammer zijn als ik de laatste zou zijn. Dat is alles. Meer moet u er niet achter zoeken.”
Het Joodse volk draagt de Thora in zich.
„Dat vind ik bijzonder. Ik ben blij dat er mensen zijn die zich strikt aan de wetten houden, ernaar leven en zich erin verdiepen. Maar zo’n leefwijze is aan mij niet besteed.”
Is de islam naar uw mening een tegenstrever van het Jodendom?
Na een korte stilte: „De islam is een godsdienst met eigen rituelen en gewoonten.”
Wat de Koran over Joden zegt, is niet mis.
Hij knijpt zijn ogen even dicht, zegt dan quasispottend: „Toevallig ben ik bezig mij er een beetje in te verdiepen. Ik kan nu nog niet aangeven wat mijn visie is.”
Wat is uw eerste indruk?
Hij lacht. „Die vraag komt te vroeg. Nu ik de verdediging van Wilders op mij heb genomen, moet ik mij eerst grondig bezinnen op de verhouding tussen de islam en het Westen. Zeker, ik kom besluitvaardig over. Dat ben ik ook. Maar aan het bepalen van een standpunt gaat bij mij altijd diepgaande studie vooraf. Ik heb moeite met mensen die mij beoordelen, of zelfs veroordelen, zonder dat zij ooit met mij hebben gesproken.”
Hebt u zich niet achter de oren gekrabd toen Wilders bij u aanklopte?
„Nee. Ik heb de zaak op zijn juridische merites beoordeeld. Ik ga me niet bezighouden met de denkbeelden die onderwerp van vervolging zijn. Dat hoeft ook niet, dat doet meneer Wilders zelf.”
U staat met deze zaak internationaal in de schijnwerpers, ook in die van radicale moslims. Moet u extra veiligheidsmaatregelen treffen?
„Dat weet ik niet, maar dat probeer ik zo veel mogelijk te vermijden.”
U hebt de afgelopen maand aangifte gedaan tegen SP-Kamerlid Van Bommel wegens haat zaaien. Waarom doet hij dat naar uw overtuiging?
„Omdat hij de intifada bewierookt en omdat hij geen afstand neemt van de leuze ”Hamas, hamas, alle Joden aan het gas”. Ik neem hem dat buitengewoon kwalijk.”
Overschrijdt Van Bommel de grens van de vrijheid van meningsuiting?
„Ik vind van wel. Ga eens na wat die man roept en waartoe hij oproept: mensen worden aangemoedigd Joden de gaskamer in te duwen.”
Hij zegt dat hij die leuze niet heeft gehoord.
„Dat geloof ik dus niet.”
Wilders vergelijkt de Koran met Hitlers ”Mein Kampf” en noemt de islam een nazistische ideologie. Is dat geen haat zaaien?
„Ik begrijp uw vraag, maar ik geef er geen antwoord op.”
Maakt het verschil of mensen iets over de islam zeggen of over het Jodendom?
„Nee, wat mij betreft niet. Ik kan niet goed rijmen, maar als ik een leuze zou bedenken die neerkomt op ”Alle moslims naar de gaskamer”, dan vind ik dat ik moet worden aangepakt.”
In het verleden bent u advocaat geweest van mannen die er blijk van gaven niet voor een kleintje vervaard te zijn: Cor van Hout, Klaas Bruinsma, Willem Holleeder. Hoe is het om met mensen van dit kaliber om te gaan?
„Elk vak kent zijn eigen spanning. Mijn standpunt is: ”If you can’t stand the heat, get out of the kitchen”. Zonder uitzondering gaat het om mensen met veel hersens. Mijn omgang met hen is op zakelijk-professionele basis. Zo word ik ook door hen benaderd.”
Nooit bang?
„Nee. Van groot belang is dat ik duidelijk maak wat mijn taak is en wat ik voor hen kan doen. Niet ik, maar de rechter is in een strafzaak de beslissende factor. Als ik iemand zou beloven dat ik zijn vrijspraak regel, ja, dan is de kans op risicovolle situaties denkbeeldig.”
Willem Holleeder heeft volgens de rechtbank op uw eigen kantoor vastgoedhandelaar Willem Endstra met een wapen bedreigd. Dat zegt iets over de risico’s van uw vak.
„Zolang de hoogste rechter zich niet over deze zaak heeft uitgelaten -en zoals u weet loopt het hoger beroep in de zaak-Holleeder nog- is het voor mij allerminst duidelijk dat Holleeder iets dergelijks heeft gedaan. Ik ben er geen getuige van geweest en de verklaringen zijn bepaald niet eenduidig. Stel dat u gelijk heeft, dan zou zoiets natuurlijk hoogst brutaal zijn geweest.”
U zag zich eind 2007 gedwongen de verdediging van Willem Holleeder neer te leggen. Daarmee dreigde uw reputatie schade op te lopen.
„U zegt het goed: dreigde. Ik kreeg te maken met verwijten waarvan ik nog steeds zeg dat ze onterecht waren. Justitie had zaken over mij in het dossier gestopt die er helemaal niet in thuishoorden. De media bleven daarover maar papegaaien, niemand maakte er serieus werk van en stelde zich de vraag wat ervan klopte.”
„Het feit dat ik een brommertje koop voor mijn vrouw op het adres waar meneer Holleeder ook zijn brommertjes placht te kopen, is nietsbetekenend. Niettemin werd het gebracht alsof het om een opzienbarende zaak ging.
Gelukkig is dit hoofdstuk voor mij gesloten. Het was, om het eufemistisch te zeggen, geen hoogtepunt in mijn zakelijk bestaan. Tegen mijn zin in heb ik een cliënt moeten loslaten. Het was in zijn belang dat ik dat deed.”
Waarom koos u er niet voor het proces voort te zetten als die verwijten zo onbeduidend waren?
„Dat kan ik u eenvoudig uitleggen. Wat ik als advocaat zeg, heeft doorgaans impact omdat het juridisch hout snijdt. Daaraan heb ik grotendeels mijn succes te danken. De focus moet alleen op mijn pleidooi en op niets anders worden gericht. Toen ik als maffiamaatje werd afgeschilderd, kwam ik zelf al te nadrukkelijk in de schijnwerper te staan. Dat was schadelijk voor mijn cliënt.”
Wat bracht uw besluit innerlijk bij u teweeg?
„Ik ben twee tot drie maanden zakelijk in de rouw geweest. Dat zoiets schandaligs in Nederland kan gebeuren, dat heb ik moeten verwerken. Het maakte veel woede in mij los. Maar ik eroverheen gekomen, ook dankzij de steun van mijn familieleden en mijn goede vrienden. Wat scheelt is dat ik over een groot relativeringsvermogen beschik.”
Hebt u overwogen de toga aan de wilgen te hangen?
Schamper: „Nee, daar moet meer voor gebeuren.”
Talloze keren hebt u het verwijt weerlegd dat uw relatie met mensen als Holleeder en Bouterse te close was. Toch blijft het beeld van een advocaat die vriendschappelijk met cliënten omgaat u achtervolgen.
„Laat iedereen die dat wil het beeld inlijsten. Dat interesseert mij niets. Ik heb alles uitgelegd, steeds maar weer. Sommigen blijven erop terugkomen. Dan denk ik: jongens, als jullie het niet wíllen horen, dan zij dat zo.”
Zit u ermee?
„Dat zou zo zijn als ik geen uitleg had gegeven. Dan had ik kunnen denken dat ik zelf verantwoordelijk ben.”
Ach, weet u, over mijn vader zijn ook verhalen de wereld in geholpen die even onverkwikkelijk zijn. Kennelijk hoort dat erbij als je aan de weg timmert en succes hebt.”
Mensen zeggen dat u rijk bent geworden met de verdediging van de grootste criminelen. U rekent 400 tot 500 euro per uur. Niet iedereen begrijpt dat.
„Ten eerste: wat is rijk? Ten tweede: Ik werk heel hard. Meer heb ik er niet op te zeggen. Ik vind het een simpele redenering. Met de discussie over de advocatentarieven houd ik me niet bezig. Ik heb een vrij beroep en ik houd me keurig aan de regels die de beroepsorde stelt. Daar kan niemand bezwaar tegen hebben, lijkt mij.”
Een groot deel van de bevolking heeft moeite met advocaten die azen op vormfouten. Terecht?
„Als wij een vormfout aantreffen, moet u dat ons niet aanrekenen. Dan moet u bij het openbaar ministerie zijn. Wij doen ons werk. De rechtsorde is erbij gebaat dat justitie zich houdt aan de regels.”
Toch geeft het geen goed gevoel als iemand vrijuit gaat na een misdrijf.
„Het draait op dit punt om het algemeen belang. Een rechter kan geen fouten door de vingers zien. Dat zou een rechtsstaat ondermijnen. Dan krijg je situaties waarbij agenten een inval doen omdat ze vinden dat iemand een verkeerde bril draagt.”
U hebt als weinig anderen kennis van de duistere kanten van het leven. Hebt u nog vertrouwen in de mens?
„Zeker wel. Soms denk je bij het lezen van een dossier op je bureau: wat een ploert is die man. Maar tijdens een gesprek kan het zomaar gebeuren dat je ook iets goeds in zo iemand ontdekt. Van nature goede mensen kunnen misse daden plegen.”
Er is veel voor te zeggen dat de mens geneigd is tot het kwade.
„Ik ga ervan uit dat elk baby’tje dat ter wereld komt een goed mens is. De vorming gebeurt onder invloed van de omstandigheden waarin het wordt grootgebracht.”
Toch zei u ooit ook dat in elk mens een misdadiger schuilgaat.
„Daarmee bedoelde ik te zeggen: als je iemand lang genoeg tergt, komt er een moment dat bij hem of haar de stoppen doorslaan. Ik herinner mij een vrouw die werd opgepakt nadat ze haar man door het hoofd had geschoten. Wie doet zoiets? Toen ik haar opzocht, vertelde ze mij dat hij haar dochter uit een eerder huwelijk mishandelde. Daarop deed ze wat ze anders nooit zou hebben gedaan. Zij was een keurige vrouw, had nog nooit een bekeuring gehad.”
Volgens de Thora is niets zo heilig als het leven. Wat doet het met u dat mensen in staat zijn anderen te beschadigen of zelfs te doden?
„Ik plaats een imaginaire muur tussen professie en privé. Natuurlijk raakt mij het bericht dat iemand in België een mes in babylichaampjes zet. Maar ik zou wel diens advocaat kunnen zijn. Elk mens heeft recht op verdediging. Dat is het uitgangspunt. Mijn vader leerde mij: vergelijk je werk met dat van een chirurg. Je krijgt een meneer op tafel over wie een groen kleed wordt gelegd. Het enige wat jou te doen staat, is het uitvoeren van de ingreep. Niet meer en niet minder.”
Uw vader leerde u ook, zei u eens, dat er weinig in het leven is dat er echt toe doet. Waar denkt u aan?
„Geluk is voor mij dat je mensen om je heen hebt -een partner, kinderen, je vrienden- aan wie je liefde kunt geven en van wie je liefde krijgt. Ik ben het met u eens dat er mensen zijn die het zoeken in materieel bezit. Dat doe ik niet. Ik zal niet ontkennen dat ik plezier beleef aan de mooie dingen des levens. Maar ik ben er tegelijk van overtuigd dat het diepste geluk zich daarin niet laat vinden.”