Volgens de VN zijn opstandelingen verantwoordelijk voor 55 procent van de gedode burgers, terwijl 39 procent is gedood door het Afghaanse leger of buitenlandse troepen, vooral bij luchtaanvallen. Van de overige 6 procent is onduidelijk wie verantwoordelijk is voor hun dood. Het aantal burgers dat werd gedood door de gewapende oppositie, was 65 procent hoger dan in 2007.De VN–missie in Afghanistan (Unama) noemde het groeiend aantal burgerslachtoffers ’een grote zorg’. De meeste doden (ruim 40 procent) vielen in het zuiden waar ook Nederlandse militairen actief zijn. Daarna volgden het oosten en het midden met beide 13 procent. In het westen viel 9 procent van de doden. In het noorden vallen bijna geen burgerslachtoffers, al waarschuwt de VN wel dat het conflict zich ook naar dit gebied aan het uitbreiden is.

Burgerdoden zorgen voor frictie tussen de regering in Kabul en de ISAF. President Hamid Karzai dringt al langer aan op een andere tactiek van de vredesmacht. De steun onder de bevolking voor de buitenlandse troepen neemt ook af door de vele burgerdoden bij luchtaanvallen, zo blijkt uit onderzoek.

Ook het aantal slachtoffers onder hulpverleners nam vorig jaar flink toe, aldus de volkerenorganisatie. Toen kwamen 38 hulpverleners om. Dat is een verdubbeling vergeleken met het jaar daarvoor. Er werden 147 hulpverleners ontvoerd. Grote delen van het zuiden, oosten en midden van het land zijn extreem gevaarlijk voor hulpverleners.

Een woordvoerder van de internationale troepenmacht ISAF verwerpt de cijfers van de VN–missie. Volgens hem kwamen door acties van buitenlandse troepen vorig jaar 237 burgers om. Het grote verschil ligt naar zijn mening in de verschillende methodieken die ISAF en VN gebruiken om gegevens te verzamelen.