„Geef vogels extra voedsel en vocht”
De Vogelbescherming roept iedereen ertoe op vogels goed te voeren. Zo kunnen merels, mussen en mezen de winterkou overleven.
De Vogelbescherming raadt aan om voor zaadetende vogels -zoals mussen en vinken- vooral grote en kleine zaden zoals maïs, gerst, tarwe en zonnebloempitten te strooien. Deze groep eet ook noten en kleine stukjes bruin brood.
Insectenetende vogels, als heggenmus, roodborst en winterkoning lusten graag biscuitkruimels, verkruimelde oude kaas en universeel voer.
Zeer behendige insectenetende vogels, zoals koolmees, pimpelmees, boomklever en staartmees, genieten van vetbollen, halve kokosnoot en pinda’s, aan een draad geregen of in een netje.
Alleseters zoals kauw, merel, spreeuw en kramsvogel nemen genoegen met gekookte aardappel in de schil, gekookte rijst of pasta en (overrijp) fruit.
Het is belangrijk niet te veel eten tegelijk te voeren. Beter elke dag een beetje dan in één keer heel veel, zegt de Vogelbescherming. Houd de voederplek goed schoon om bederf tegen te gaan.
Als alles in de omgeving bevroren is, hebben vogels ook behoefte aan drinken. Zet geen bakjes met water neer. Behalve dat die snel bevriezen is er ook het risico dat vogels zich erin gaan wassen. Verbrokkel daarom ijsblokjes, zodat de vogels de kleine stukjes kunnen eten.