Buitenland

Kerst vieren op de vuilnisbelt

Kerst, dat is het feest van de rijken. Wie dat ontkent, moet maar eens in Manilla, de hoofdstad van de Filipijnen, gaan kijken. Naar de glitter en glossy in de ”shoppingmalls” bijvoorbeeld. Maar ook de allerarmsten vieren op hun manier Kerst. Op de vuilnisbelt verheugen ze zich nu al op de halfafgekloven kerstbouten die tussen het afval opduiken.

19 December 2008 19:55Gewijzigd op 14 November 2020 06:57
Op Smokey Mountain II, de vuilnisbelt van Manilla, zorgen de bewoners ook alvast voor wat kerstsfeer. Maar hun kerstdiner komt later. Zodra afgedankte kerstbouten van de rijken tussen het vuilnis opduiken. - Foto’s RD
Op Smokey Mountain II, de vuilnisbelt van Manilla, zorgen de bewoners ook alvast voor wat kerstsfeer. Maar hun kerstdiner komt later. Zodra afgedankte kerstbouten van de rijken tussen het vuilnis opduiken. - Foto’s RD

Manilla, dat is een samenklontering van diverse uit hun voegen gegroeide gemeenten, waar zo’n 15 miljoen mensen wonen en werken. Weinig plekken in de wereld waar de kloof tussen arm en rijk zo groot is als daar. Weinig steden waar arm en rijk zo dicht bij elkaar leven.Om de publieke kerstbeleving van rijke Filippino’s te peilen ga je niet naar de kerk, maar naar de shoppingmalls, de grote overdekte winkelcentra waarvan Manilla er zo’n 22 heeft. Ze hebben klinkende namen als SM MegaMall, Robinsons Place en Ayala Center. Men denke daarbij aan ’ons’ Hoog Catharijne of het Zuidplein in Rotterdam, alleen dan vier, vijf maatjes groter. In Manilla staat zelfs de grootste shoppingmall van heel Azië, de Asia Mall. In deze en enkele andere kun je schaatsen op een heuse ijsbaan. Schrale troost voor een stad waarvan de helft van de bevolking in sloppenwijken leeft.

Hier, in deze met licht overgoten plaza’s, leven de rijken hun ”airconditioned lifestyles”. Bijna dagelijks gaat het van de gekoelde huizen, via airco-auto’s in de richting van deze klimaatgeregelde winkelboulevards, en vice versa. Geef ze eens ongelijk. Ook voor westerlingen is het er goed toeven, omdat die er zich weer even thuis voelen. Een shoppingmall in Manilla, dat is consumerend Nederland op zijn breedst.

Uit de muren en plafonds blaast deze dagen niet enkel gekoelde lucht, maar klinken ook de zoetgevooisde stemmen van beroemde Amerikaanse zangers. Wijlen Frank Sinatra helpt er met zijn suikerspinliedjes een roze mist van een quasigelukzalig kerstgevoel verspreiden. Een gevoel dat als een roze mist neerdaalt en het winkelend publiek bij inademing regelrecht dirigeert naar de dichtstbijzijnde juwelier, boetiek of McDonalds’s.

Overigens mag je gerust al in september beginnen met zo’n kersttest onder de rijken, want, zo zeggen de Filippino’s zelf, zodra de r in de maand zit, begint hier het vieren van Kerst. En zowaar, op het moment dat heel Nederland achter sinterklaas aanjakkert -laten we zeggen half november- zijn in Manilla de kerstbomen -hier meer bal dan naald- al volop opgetuigd.

De armen van de stad hebben in de ”malls” niets te zoeken. Die zijn blij als ze die dag hun eten weer bij elkaar hebben verdiend. Want dat is de bittere werkelijkheid van het Manilla van vandaag: miljoenen mensen -kinderen, vaders, moeders- lijden hier dagelijks honger. Maar hoe laat je die realiteit landen bij een elite -westers of Filippijns- die deze boodschap van honger als een overbekend cliché heeft ingepakt in dikke lagen krantenpapier? Wie geen broodmagere Biafrakindjes kan tonen heeft vandaag de dag geen recht op aandacht, laat staan op het hart van drukbezette mensen. De Filipijnen waren even wereldnieuws toen een onbekende vrouw -Cory Aquino- er in 1986 een dictator -Ferdinand Marcos- verdreef, en er daarna om de haverklap militaire couppogingen waren. Daarna bleef het stil, en dat geldt ook voor nu, terwijl toch overduidelijk zichtbaar is hoe die zogenaamde democratische revolutie van Aquino de armen geen steek verder heeft geholpen.

Intussen leven de armen van Manilla op hun manier naar Kerst toe. Dat arme Filippino’s vrome rooms-katholieken zijn, ontdek je rond en in de Quiapokerk, de kerk waar het beeld van de ”Zwarte Nazarener” staat opgesteld. Jezus afgebeeld met een gitzwart gelaat. Het is een bizarre vertoning, maar voor miljoenen Filippino’s een voorwerp van aanbidding. In deze tijd van het jaar kun je tijdens de mis bij en in de kerk over de hoofden lopen, zo druk is het er. Voor rijkelui is het er oppassen geblazen. Ook zij genieten er namelijk volop aandacht, zij het als voorwerp van… beroving.

Kaarslicht
Kaarslicht is er ook in een van de armste wijken van de stad, Tondo. Langs een drukke straat zijn twee kaarsjes neergezet, maar bij nader inzien herinneren ze aan de dood in plaats van aan geboorte. Tussen de kaarsen staat een doodskist opgesteld, met daarin, zo vertellen omstanders, het lichaam van een overledene. De nabestaanden hebben geen geld voor de begrafenis en vragen passanten op deze manier om een bijdrage. Een rijkeluisbegrafenis kost algauw 15.000 peso (230 euro), dus dat is sowieso uitgesloten. Maar een armeluisbegrafenis -vier hoog opgestapeld in nog braakliggende grond- is ook algauw 500 peso (ruim 7 euro). Voor de allerarmsten -met een dagelijks inkomen van zo’n 150 tot 200 peso (2 tot 3 euro)- een onmogelijk hoog bedrag.

Dan maar naar de vuilnisbelt, Smokey Mountain II, waar de armen dagelijks in het vuilnis wroeten, op zoek naar waardevolle spullen. Plastic flessen, glas, blikjes, koperdraad, en -wie weet- een zilveren kettinkje. Een Filipijnse krant meldde dat een jongen uit Cebu-City een zak met 60.000 dollar had gevonden op ’zijn’ vuilnisbelt. Dat gebeurde op het moment dat de eigenaar -een steenrijke inwoner van Cebu- de „eventuele vinder” in een advertentie opriep het geld terug te brengen „omdat de huishoudelijke hulp het per ongeluk bij het oud vuil had gezet.” De jongen deed wat iedereen zou doen: hij dook onder. Omdat het hem toch iets te heet onder de voeten werd, wist zijn halfbroer hem over te halen anoniem ruim 21.000 dollar aan de politie over te dragen. Waar zijn broertje was? vroeg de politie. „Geen idee”, was het antwoord.

Natuurlijk droomt iedereen op Smokey Mountain van zo’n vondst, maar de kerstdagen, vertellen ze, zijn ook altijd weer spannend. Dan kom je zomaar halfopgegeten kerstmaaltijden tussen het vuilnis tegen, niet-leeggedronken flessen wijn, overbodig geworden brood, stukken vlees en noem maar op. Laat het enkele dagen later zijn, maar de bewoners van Smokey Mountain genieten op die manier ook van hun kerstdiner. Wellicht dat daarom een verkreukelde kerstster bij een van de hutjes is neergezet. Als teken van een beetje hoop in een wereld van uitzichtloze armoede.

Kaarslicht is er in het huisje van Catny, moeder van vijf kinderen. Ze wonen in de sloppen van Tatalon, een wijk in Quezon-City, een van de steden die deel uitmaken van Manilla. Tatalon behoort tot een van de grootste sloppenwijken van de stad. En toch: wie ernaartoe wil moet goed zoeken. Enkele jaren terug stonden de aan elkaar gelapte en gespijkerde krothuisjes en hutjes nog aan weerszijden van de hoofdweg die dwars door Tatalon loopt. Omdat de stedelijke elite daar geen prettig gevoel bij had, werden de hutjes met bewoners en al op een hoop geveegd, net zoals wij in de winter de weg begaanbaar maken door sneeuw aan weerszijden op hopen te scheppen. En daarom zie je langs de weg nu nog enkel lichtblauwe wanden, met daarachter onzichtbaar op en in elkaar gestapelde hutjes.

Gangenstelsel
Betreed je vanaf de weg een van de openingen in deze ’verdwijntruc-muur’, dan kom je in een onderaards aandoend gangenstelsel met links, rechts, boven en onder donkere hutjes en kamertjes, waar gezinnen van zeven, acht leden op elkaars lip zitten. Elektriciteit kunnen ze niet betalen, en daarom branden hier het hele jaar kaarsen. Riskante boel natuurlijk: vorig jaar zomer werd een deel van de krottenhoop in de as gelegd, toen in een van de kamertjes een kaars was omgevallen. Een deel van de bewoners is die klap nog niet te boven, zeggen enkele Tatalonners, en ze wijzen naar een paar ”karitons”, houten trekkarren, langs de straatkant. Ze zijn door gedupeerde gezinnen tot onderkomen gemaakt.

De bewoners van Tatalon leven van ”bahasan”, schoonmaakdoekjes die ze thuis van textielsnippers aan elkaar naaien, en vervolgens op straat aan automobilisten verkopen. De snippers (”rags”) kopen ze voor 16 peso per kilo bij een textielfabriek in de buurt. Een dag leuren op straat -dat wil zeggen constant tussen het stilstaande verkeer van de ene naar de auto lopen- levert tussen de 150 en de 250 peso op, net genoeg om een gezin aan eten te helpen: gedroogde vis, eieren, noodles, meestal geen rijst, want dat is te duur. Maar dan moet iedereen meehelpen, kinderen incluis. De meesten van hen gaan om die reden niet naar school.

Of we sparen voor Kerst? Catny lacht wat verlegen bij die vraag. We houden nooit geld over, zegt ze zacht. Dat betekent niet dat ze met Kerst niets extra’s doet. Met geleend geld koopt ze voor de kinderen nieuwe kleren. Nou ja, nieuw. De ”ukay-ukay”, tweedehands winkeltjes in de buurt, hebben altijd wel wat betaalbaars hangen. De ukay-ukay’s zijn in deze tijd van het jaar Catny’s favoriete winkelcentra.


„God is goed voor mij”
Gaat het leven van de armen van Manilla volledig voorbij aan de elite? Gelukkig niet. Zo zijn nogal wat rijke christenen nauw betrokken bij het lenigen van nood onder hun broeders en zusters in de sloppenwijken. Maar ook buiten die kring zijn er die oog hebben voor de armen. En die hebben ontdekt: we kunnen nog veel van hen leren.

In het economisch katern van het Manilla Bulletin schreef zakenvrouw en columniste Nelly Favis-Villafuerte vorige maand over enkele vaste bezoekers van haar straat. Over Mang Hermie, straatverkoper, bij wie ze regelmatig appels, grapefruits en sinaasappels koopt („veel goedkoper dan bij de super”). En over Joe, de 26-jarige groenteverkoper, („zijn tomaten kosten 10 peso per zak, rode uien: ook slechts 10 peso per pak”). Hun dagelijkse inkomen ligt rond de 150 peso. Hebben ze een goeie dag, dan is dat 250 peso (ter vergelijking: het wettelijk vastgelegde minimuminkomen in de Filipijnen ligt op bijna 400 peso per dag, AJ).

Favis maakt zich zorgen over hun leventje: wat gebeurt er als ze ziek worden? Wat als ze plots overlijden? Wie zorgt er dan voor hun vrouw, hun kinderen?

De columniste schrijft verder dat ze zich ook zorgen maakte over de derde vaste bezoeker, Mang Pabling. Hij is de zestig al gepasseerd, maar dagelijks verzamelt hij nog plastic flessen uit de afvalhopen op straat. Mang heeft geen trekkar, maar een grote plastic zak waarin alle gevonden flessen verdwijnen. „Om de veertien dagen komt hij ook bij mij langs”, schrijft Favis, „en dan krijgt hij mijn zakken met lege flessen mee.” Mang Pabling is broodmager en oogt ziekelijk en toch ziet ze bij hem geen spoortje van onvrede op zijn gezicht. „Daarom vroeg ik hem er onlangs naar: Mang Padling, wat zijn nu jouw zorgen? „Geen enkele mevrouw”, antwoordde hij met een glimlach, „God is goed voor mij.”

Favis voelde zich klein worden bij het horen van zo veel geloofsvertrouwen. „Wanneer ik me weer eens zorgen zit te maken om niets, dan denk ik maar snel aan Mang en de andere twee mannen.”


„In Manilla ligt het geld voor het oprapen”
Op weinig plekken in de wereld zijn zo veel stedelijke sloppenwijkbewoners als in de Filipijnen (ruim zeven keer Nederland). Hun aantal ligt rond de 44 procent van de totale bevolking (van ruim 91 miljoen).

In de hoofdstad Manilla ligt dat percentage nog iets hoger. Daar is bijna de helft van de 15 miljoen inwoners krotbewoner. Het is het gevolg van de stille, maar onstuitbare trek van arme plattelanders naar de stad. Zo trekt Manilla jaarlijks 100.000 nieuwe bewoners aan. „Ze vertelden me dat daar het geld voor het oprapen ligt”, zeggen krotbewoners wanneer hun wordt gevraagd waarom ze naar de hoofdstad kwamen.

Voor de meesten valt dat vies tegen zodra ze eenmaal zijn gearriveerd. Akkoord, er is snel geld te verdienen - als dagloner op de markt, of als vuilnisverzamelaar voor de recycle-industrie. Maar de hoeveelheid geld is bedroevend laag, en de leefomstandigheden doorgaans abominabel slecht.

De stedelijke armen ontdekken na aankomst al gauw wat er in Manilla aan schort: werkgelegenheid. De Filipijnen mochten dan vorig jaar een economische groei van ruim 7 procent hebben, de armen profiteren daar zo goed als niet van. Dat ligt geheel in lijn met de sterk elitaire aard van de politiek en samenleving. De politieke en economische elite domineren het leven, de massa kijkt machteloos toe.

Het gevolg is dat de Filipijnen een uitzonderlijk geval zijn in ”booming” Azië. Het land wil maar niet tot ontwikkeling komen. Grootschalige corruptie op regeringsniveau is daar een belangrijke oorzaak van, maar ook falend economisch beleid. Al vele jaren voert de overheid een strak bezuinigingsbeleid, bedoeld om de staatsschuld terug te dringen. Dat is goed voor buitenlandse schuldeisers, maar de bevolking schiet er weinig mee op. Zo doet de overheid al vele jaren nauwelijks grootschalige investeringen om de werkgelegenheid te bevorderen. Daar komt bij dat buitenlandse investeerders nog altijd met een grote boog om het land heenlopen, ondanks dat de bevolking relatief goed geschoold is (voor de scholing van kinderen laat menig arm gezin een veer) en het Engels als tweede voertaal heeft.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer