Nobelprijs voor Economie bestaat niet
Met geen woord repte Alfred Nobel in zijn testament over een prijs voor Economie. Toch bestaat die sinds 1969, op initiatief van de Zweedse Rijksbank, die een jaar eerder het 300-jarig jubileum vierde. „In de volksmond is het eenvoudig een Nobelprijs. Maar de bank zelf zal die aanduiding nooit gebruiken."
Robert Sparve, chef van de afdeling juridische zaken, trad pas in 1973 in dienst van de Zweedse Rijksbank. Toch weet hij het nodige over de ‘Nobelprijs’ voor Economie te vertellen. In zijn riante kamer op de negende etage van het hoofdkantoor in Stockholm doet hij zijn verhaal.
„Omdat de Rijksbank de oudste centrale bank ter wereld is en de toenmalige directievoorzitter Per Åsbrink bij het jubileum in 1968 veel buitenlandse gasten verwachtte, wilde hij een evenement organiseren waarover de wereld nog lang zou napraten", aldus Sparve. „Dat bracht hem ten slotte op het idee een prijs in te stellen ter herinnering aan Alfred Nobel: een prijs voor Economie."
De inventieve directeur ging volgens Sparve niet over een nacht ijs. „Åsbrink sprak erover met allerlei mensen in Stockholm: hoogleraren van de Koninklijke Zweedse Academie, politici –de Rijksbank staat onder verantwoordelijkheid van het Zweedse parlement– en de Nobelfamilie. Toen bleek dat niemand zwaarwegende bezwaren had, voerde hij zijn plan uit."
Datum
De prijs voor Economie komt volgens Sparve in alle opzichten overeen met een echte Nobelprijs. „Ook voor deze prijs selecteert een speciaal comité de winnaars. In dit geval bestaat dat uit vijf hoogleraren in de economie. De datum van de prijsuitreiking, 10 december, en de inhoud van de prijs, een medaille en een geldsom, zijn ook hetzelfde."
Dat bedrag is in de loop van de tijd steeds hoger geworden. Dit jaar krijgen prijswinnaars 10 miljoen Zweedse kronen, zo’n 2 miljoen gulden, uit handen van koning Carl XVI Gustaf. In 1990 was dat nog 4 miljoen kronen.
Het bedrag dat een Economie-laureaat ontvangt, vormt maar 35 procent van het totaal dat de Rijksbank jaarlijks aan de prijs uitgeeft. „De overige 65 procent", zegt Sparve, „gaan op aan kosten die het selecteren van kandidaten en de verdere organisatie met zich meebrengen."
Sparve is niet bang dat de Zweedse Rijksbank –vergelijkbaar met De Nederlandsche Bank– ooit zo krap bij kas komt te zitten zodat die de Economieprijs niet langer kan betalen. „De prijs zal altijd blijven bestaan." Breed lachend: „We drukken zelf het geld."
Sparve erkent dat de ‘nep-Nobelprijs’ niet onomstreden is. Iedere club met geld kan wel een prijs willen instellen, zeggen critici. De chef-jurist bij de Rijksbank benadrukt echter dat er in 1968 geen nieuwe paragraaf aan Nobels testament is toegevoegd. „Bovendien heeft de familie ermee ingestemd. Aan de andere kant zullen wij onze prijs nooit aanduiden als Nobelprijs."
Naar Sparves zeggen is er in eigen land nauwelijks kritiek op de prijs voor Economie. „In het buitenland bestaat er weleens wat verwarring. Zo heb ik vorig jaar, toen de prijswinnaar uit India kwam, heel wat telefoontjes, mailtjes en brieven te verwerken gekregen over de precieze waarde en status van onze prijs."
Grootmoeder
Michael Nobel, nazaat van Ludvig, een van Alfreds broers, wil het gelijk van de Zweedse Rijksbank niet betwisten, maar is de ‘Nobelprijs’ voor Economie wel zat. „Natuurlijk, de bank heeft juridisch gezien alles goed geregeld. Ze hebben destijds overlegd met mijn grootmoeder Martha. Als iedereen nu zegt dat zij ermee instemde, wil ik daar nu niets van afdoen." Grootmoeder Martha was in de jaren '60 voorzitter van de Nobelfamilie-associatie.
Kleinzoon Michael, die nu voorzitter is: „Wij hebben onlangs twee voorstellen voor die Economieprijs gedaan. In de eerste plaats: verander de naam. Zie definitief af van enige relatie met de naam Nobel. Of, als dat echt niet realiseerbaar is, organiseer dan een aparte prijsuitreiking. Beleg bijvoorbeeld een bijeenkomst in de zomer, maar niet in de winter en zeker niet op 10 december."
Michael Nobel beseft dat de familie weinig kans maakt. „De Rijksbank was bepaald niet gelukkig met onze voorstellen." Toch sluit hij niet uit dat er in de nabije toekomst, binnen een jaar of vijf, grote verschuivingen optreden. „Ik noem geen namen, maar hooggeplaatste personen in de Nobelorganisatie hebben gezegd: Wat zal er gebeuren als we volgend jaar, het jaar daarna en het daaropvolgende jaar zeggen dat we geen winnaar voor Economie kunnen aanwijzen?"
Nobel kan alleen een van de vijf leden van het comité voor de Economieprijs bedoelen, want slechts zij kunnen bepalen dat er geen winnaar valt aan te wijzen. Hij geeft dat indirect ook toe. „Alleen de leden van het comité hebben daar iets over te zeggen. Zij opereren volledig onafhankelijk van Bank en regering. Dat is de grote kracht van het hele Nobelsysteem voor alle prijzen. Verschillende andere comités hebben meer dan eens een prijs niet uitgegeven. Voor Economie is dat nog niet eerder gebeurd, dus dat alleen zou al een revolutie zijn."
Michael wil nog wel kwijt dat hij bij diverse winnaars voor Economie absoluut hun grote verdienste voor de mensheid niet kan ontdekken. „Dat is volgens Alfreds testament juist een voorwaarde om zo’n prijs te krijgen. Daarnaast zie ik dat ook andere comités hier de grootste moeite mee hebben. Wat heeft de mensheid eraan dat een natuurkundige het zoveelste deeltje van een atoom ontdekt? De comités moeten weer terug naar de basis."
Cynisch
„Ik word nu een beetje cynisch", zegt Nobel, „maar hetzelfde geldt toch vaak voor de Literatuurprijs. Als je maar in een klein achteraflandje woont en niet teveel boeken hebt geschreven in een taal die maar een paar duizend mensen beheersen, dan maak je grote kans dat je de Literatuurprijs krijgt."
Toch houdt ook Michael van alle ceremonieel vertoon op 10 december. „We hebben als familie altijd 22 stoelen bij de officiële uitreiking. Dat is mooi." Dit jaar, bij het eeuwfeest, is er naast het banket voor de laureaten en hun gevolg in het stadhuis van Stockholm nog een diner in het prestigieuze Grand Hôtel. Michael toont de fraaie uitnodiging, gouden letter op geschept papier: „Uw gastheer is, naast koning Carl Gustaf, doctor Michael Nobel." Hij lacht minzaam: „Bijzonder vriendelijk van de Nobelstichting dat ze mijn naam daar hebben willen noemen."