In Nigeria is goud zwart en wit
Een van de oprichters van oliekartel OPEC moet olie eens ”de uitwerpselen van de duivel” hebben genoemd. Niets geen zwart goud. In Nigeria begrijp je waarom. „Als de olie op is, barst het land uit elkaar.”
In veel kranten stonden de laatste maanden foto’s van gespierde, gewapende mannen met bivakmutsen op motorbootjes. Milities in de olierijke Nigerdelta in Nigeria, meldde het bijschrift. Geen jongens om gezellig koffie mee te drinken, zo veel was in één oogopslag wel duidelijk. De milities ontvoerden dit jaar tientallen buitenlanders in de regio: medewerkers van oliemaatschappijen, maar ook expats van andere bedrijven. „Het witte goud”, noemen de strijders de blanken. Het conflict in de delta om de olie werd dit jaar aanmerkelijk grimmiger. Shell evacueerde daarom vrijwel al zijn medewerkers uit de regio.Niemand kent de precieze omvang van de illegale oliehandel in Nigeria. Dat het ”big business” is, staat echter als een paal boven water. De schattingen lopen sterk uiteen, maar gaan standaard uit van miljoenen euro’s aan illegaal uitgevoerde olie per dag. Een voormalig overheidsadviseur van de Nigeriaanse regering liet tegenover de BBC weten dat dagelijks voor een slordige 47 miljoen euro aan olie illegaal het land uitgaat. Andere schattingen gaan uit van 10 procent van de officiële uitvoer, wat nog altijd neerkomt op een waarde van bijna 16 miljoen. De organisatie Legaloil heeft berekend dat Nigeria jaarlijks een kleine 4 miljard euro misloopt door illegale handel in olie.
Geen wonder dat de milities er alles aan doen om hun zaakje draaiende te houden. „Ze doden jou, mij, iedereen om hun handel te beschermen”, aldus de ex-overheidsadviseur. Niet geheel ten onrechte nam de Nigeriaanse president Umaru Yar’Adua in september de term ”bloedolie” in de mond.
De geur van corruptie
De problemen in Nigeria reiken echter veel dieper dan de illegale oliehandel. „Alles in dit land is georganiseerde misdaad”, zegt dr. Stefan Cramer in het kantoor van de Duitse Heinrich Böllstichting in de Nigeriaanse miljoenenstad Lagos. „Ja, ook de politiek. Iedereen zit hier tot over de oren in de corruptie.”
Nigeria exporteert volgens de officiële cijfers ruim 2 miljoen vaten ruwe olie per dag. Vanaf 1970 heeft het land meer dan 310 miljard euro aan de olie verdiend. Maar in Nigeria leeft nog altijd ongeveer 70 procent van de bevolking in armoede. Ondanks de duizelingwekkende olieopbrengsten is het aantal mensen dat leeft onder de armoedegrens toegenomen van 19 miljoen in 1970 naar 98 miljoen dit jaar, wat bij -bijna- een verdriedubbeling van de totale bevolking van 50 miljoen naar 140 miljoen ook een forse relatieve stijging betekent.
Onderzoeksjournalist Nicholas Shaxson, verbonden aan het gerenommeerde Londense onderzoeksinstituut Chatham House, heeft ooit de stelling geponeerd dat olie landen armer maakt en de economische groei vertraagt. In het geval van Nigeria heeft hij onmiskenbaar gelijk. President Yar’Adua concludeerde in september dit jaar eveneens dat zijn land weinig is opgeschoten met een goede vijftig jaar olie-industrie.
Het is het oude verhaal. Een toplaag profiteert buitenproportioneel van de olie, terwijl het grootste deel van de bevolking alleen maar verder inteert. De rijkdommen zijn samengebald in de villawijken van steden als Port Harcourt en Lagos. In de wijk Victoria Island van Lagos rijden veel dure auto’s en haasten mannen in dure pakken zich naar de kantoorpanden. De kamerprijzen van de hotels zijn exorbitant, maar de bezettingsgraad is er niet minder om. Over de Golf van Guinee razen dure speedboten. Hier ruik je de corruptie.
Ook de nieuwe hoofdstad Abuja, in het midden van het land, is een product van de olierijkdommen. De aanblik van de stad doet eerder denken aan Londen dan aan de hoofdstad van een ontwikkelingsland. Van de luchthaven van Abuja naar de stad zelf loopt een glanzende snelweg, die onder meer voert langs het enorme terrein van het Nigeriaanse ruimtevaartprogramma. De stad is een prestigeobject van de Nigeriaanse regering, het visitekaartje van het land. Maar representatief voor heel Nigeria is hij allerminst.
Vuile handen
„Wat het onderliggende probleem is?” herhaalt Cramer de vraag. „Gebrek aan transparantie. Daar valt alles op terug te voeren.” Cramer houdt zich vanuit zijn instituut, verbonden met de partij van de Groenen in Duitsland, intensief bezig met het olievraagstuk. „Zonder openheid kan er eindeloos gesjoemeld worden. Daarom moet een aantal cruciale dingen helder zijn. Hoeveel olie wordt er gewonnen? Wat wordt er voor de olie betaald? Hoe wordt het inkomen verdeeld tussen regering en deelstaten? Wat gebeurt er met het geld?” Volgens de directeur gaat het uiteindelijk dus om goed leiderschap, een efficiënte regering.
De internationale gemeenschap dient Nigeria volgens Cramer dan ook het meest door trainingen op het gebied van bestuurskunde aan te bieden en niet door ontwikkelingsgeld naar het land te sturen. „Wanneer de corruptie met 1 procent wordt teruggedrongen, komt er een bedrag vrij dat gelijkstaat aan het ontwikkelingsgeld dat Nigeria momenteel ontvangt”, stelt Cramer. „Van de helft van het publieke geld is niet te achterhalen waar het gebleven is. Dat is verdeeld onder de vrienden aan de top.”
Cramer zegt dat er nog veel hobbels te nemen zijn, maar ook dat hij wel enige reden ziet om optimistisch te zijn. Zo heeft de regering een project opgezet om onafhankelijke instanties bij elke oliebron te laten meten hoeveel olie er wordt gewonnen.
De Duitser realiseert zich echter dat de omvang van de corruptie in Nigeria niet onderschat moet worden. „In zekere zin is iedereen hier slachtoffer van het systeem. Wil je in dit land een politieke functie bemachtigen, dan moet je corrupt zijn. De instantie die corruptie moet aanpakken heeft dus per definitie zelf vuile handen.” De oliemaatschappijen zijn al evenzeer onderdeel van het systeem. „Wanneer je schone handen wilt houden, kun je hier geen zaken doen”, stelt Cramer. Hij zegt bedrijven te kennen die om die reden hun handel in Nigeria hebben stopgezet.
Lange traditie
De traditioneel geklede Stan Rerri ontvangt zijn gasten in een royale villa in een buitenwijk van de hoofdstad Abuja. Hij is de uitvoerend directeur van het Nigeria Extractive Industries Transparancy Initiative (Neiti), het Nigeriaanse onderdeel van een wereldwijd initiatief (EITI) om de transparantie rond olie- en gasopbrengsten te bevorderen. Obasanjo heeft in 2004 een eerste aanzet gegeven tot het Neiti, maar het parlement bekrachtigde de Nigeriaanse deelname pas in mei 2007. Nigeria is sindsdien kandidaat-lid van het EITI-netwerk en heeft tot maart 2010 de tijd gekregen om zodanige vorderingen te maken dat het aspirant-lidmaatschap kan worden omgezet in een volwaardig.
Rerri spreekt snel, nadrukkelijk, valt geregeld boos uit over de toestanden in zijn eigen land. „De problemen worden groter en groter”, verzucht hij. „We zijn in dit land gewend informatie achter te houden. Dat moet veranderen.” De kranten publiceren inmiddels de opbrengsten van olieverkoop, maar daarmee is Nigeria er volgens Rerri nog lang niet. „We praten over een zeer lange traditie van corruptie, resulterend in woede en hopeloosheid bij de bevolking.”
Het einde
Naar de overtuiging van Rerri is Nigeria zelf debet aan de huidige opstand in de Nigerdelta. „De meerderheid van de bevolking in de delta is straatarm. Er is nauwelijks geïnvesteerd in het gebied.” Het is niet de taak van de oliemaatschappijen om de bevolking te helpen, zegt Rerri. „Shell en Total doen zaken. Die moeten geen wegen en scholen gaan bouwen en dat moeten we ook niet verwachten. Daar is de regering voor.”
Rerri benadrukt dat de mensen die het meeste lijden, niet in opstand komen. Een kleine groep uit de regio vormt echter milities die volgens Rerri veelal gebrekkig georganiseerd zijn. „Zal ik je eens wat vertellen? Niemand in Nigeria vertrouwt meer dan vijf mensen. Buiten de eigen familie ga je zo min mogelijk banden aan. Georganiseerde misdaad kennen we hier dus niet.” De criminaliteit rond de olie is er echter niet minder efficiënt door. „De milities halen de hoofditems in het nieuws. Shell heeft zijn olieproductie in de regio flink moeten terugschroeven.”
Of Rerri hoop voor zijn land heeft? Hij zegt dat de Nigeriaanse wetgeving deugt en voldoende handvaten aan de president biedt om de situatie te verbeteren. Daarnaast hoopt hij op een goed functionerende pers. „Laat die maar op televisie vertellen wie zich aan corruptie schuldig heeft gemaakt. Dat werkt. Let maar op.”
Veel fiducie in de toekomst van zijn land blijkt hij echter niet te hebben. Op de vraag hoe Nigeria er over twintig jaar uitziet, antwoordt hij stellig: „Dan bestaat Nigeria niet meer.” Hij slaat met zijn vlakke handen op tafel en trekt een ernstig gezicht. „Dan is de olie op en barst het land uit elkaar. Het enige wat ons nu samenbindt is de olie.”
Vervuiling
De grote oliemaatschappijen krijgen vaak te horen dat ze op onverantwoorde manier bijdragen aan de vervuiling van de Nigerdelta.
Olielekkages in de regio vervuilen de grond waarop de bewoners hun voedsel verbouwen en het water waarin ze vissen. De bevolking van de Nigerdelta is voor een groot deel afhankelijk van visserij en landbouw.
Shell gaat volgens ooggetuigen nog altijd door met het vervuilende ‘affakkelen’ van gas, een goedkope methode om zich te ontdoen van aardgas dat bij het winnen van olie vrijkomt. Dat is echter al sinds 1984 verboden. Bovendien zou de onderneming haar pijpleidingen niet goed onderhouden. De bewoners eisen dan ook vaak compensatie van de oliemaatschappij.
Volgens Shell zelf wordt 70 procent van de vervuiling doelbewust veroorzaakt door sabotage om politieke redenen of om economisch voordeel. „Onze critici willen dat misschien niet horen, maar dit is de realiteit”, aldus de voorman van Shell Nigeria, Basil Omiyi, in een Shelluitgave over de problematiek in de regio. Shell geeft toe dat de overige 30 procent voortkomt uit operationele fouten, maar dat het dan altijd compensatie betaalt en in alle gevallen opdraait voor reiniging van de grond.
De problematiek in de regio verklaart Shell vooral vanuit de armoede en de onderontwikkeling. Het bedrijf ziet zich geroepen de positie van de bevolking zo veel mogelijk te verbeteren, maar „het is niet onze taak om de overheid te vervangen”, aldus Omiyi.