Politie Pakistan verliest strijd tegen extremisten
De broers Mushtaq en Ishaq Ali hebben een maand geleden ontslag genomen bij de politie, doodsbang als ze waren om te eindigen als zo veel van hun collega’s: gekeeld door de taliban op een landweg voor een verstarde menigte.
Ze gingen meteen naar de plaatselijke krant om hun ontslag wereldkundig te maken. Omdat ze geen geld hadden voor een advertentie, maakte de hoofdredacteur van de Urdu-talige Daily Moon, Rashid Iqbal, er een nieuwsberichtje van. Hij heeft al tientallen van zulke artikeltjes geschreven.„Ze willen gewoon aan de taliban laten weten dat ze niet meer bij de politie zijn, opdat die hen niet vermoorden”, zegt Iqbal. Ze weten dat niemand hen kan beschermen, zeker hun collega’s bij de politie niet.”
De Pakistaanse politie voert in het noordwesten van Pakistan een kansloze strijd tegen veel talrijker en beter bewapende opstandelingen, zo blijkt uit tientallen vraaggesprekken die het persbureau AP met betrokkenen voerde. De agenten vallen bij bosjes en veel van de overlevenden nemen ontslag.
Het aantal terreuraanslagen op de politie is toegenomen van 113 in 2005 tot 1820 vorig jaar, volgens eigen cijfers van de politie. Het aantal agenten dat daarbij omkwam steeg van 9 tot 575. Dit jaar stierven alleen al in het noordwesten bij (zelf)moordaanslagen 127 agenten en raakten 260 agenten gewond.
Het praktische werk dat de politie zou moeten verrichten om een door de taliban en al-Qaida uitgelokte opstand in toom te houden is onder deze omstandigheden niet mogelijk. Het leger kan schuilplaatsen van de opstandelingen bombarderen, maar het is de politie die de opstandelingen zou moeten oppakken, het vertrouwen van de mensen moet winnen en de orde moet herstellen, zeggen analisten en plaatselijke functionarissen.
’De enige manier om Pakistan te redden is het extremisme en de opstand in de Noordwestelijke Grensprovincie te behandelen als een zaak van ordehandhaving’, zegt Hassan Abbas, Zuid-Aziëdeskundige van de universiteit van Harvard. „In plaats van F-16’s te kopen zou Pakistan moeten investeren in de modernisering van zijn politiekorps.”
In de vroeger idyllische Swatvallei, waar al maanden een militaire operatie tegen de opstandelingen gaande is, worden aan de lopende band aanslagen gepleegd en mensen onthoofd. Zo’n 300 politieagenten zijn al gedeserteerd.
In Mardan had waarnemend inspecteur Akhtar Ali Shah na een dag werken zijn uniform uitgetrokken om naar huis te gaan. Een zestal lijfwachten was alvast met een escortewagen door het hek gereden voor de dagelijkse veiligheidscheck. Enkele minuten later ging een bom af en zag Shah door een wolk rook en stof vijf van zijn lijfwachten dood op de grond liggen, met op enige afstand het hoofd van de aanslagpleger. „Wij zijn degenen die worden gedood door de terroristen tegen wie we vechten”, zegt hij.
Met al-Qaida verbonden extremisten rijden via Mardan vrachtwagens vol explosieven uit de stamregio’s naar doelen diep in Pakistan. Ze passeren daarbij vaak talloze politieposten. Shah zegt dat zijn mannen de technische kennis, training en uitrusting missen om belangrijke terroristen op te sporen of zelfmoordterroristen te herkennen. Hij steekt zijn zwarte mobieltje in de lucht. „Kijk”, zegt hij, „onze technische middelen zijn zo gebrekkig dat we niet eens gesprekken kunnen afluisteren of nagaan waar ze vandaan komen. Hoe moeten we weten wie wanneer hier heen komt om ons te vermoorden?”
De meeste van de 383.000 Pakistaanse politiemannen zijn gewone agenten. Malik Naveed Khan, staat aan het hoofd van een politiemacht van 55.000 man in de Noordwestelijke Grensprovincie, wat volgens hem neerkomt op één agent op ruim 500 kilometer in dit uiterst gevaarlijke gebied.
„Opstandelingen kunnen zien wanneer ik ergens heen ga en me bij terugkeer opwachten om me te vermoorden”, zegt hij. „Voor mijn eigen dood ben ik niet bang, maar elke keer als er een aanslag is, demoraliseert dat het hele politiekorps.”
Khan zegt dat zijn mannen met geweren uit de Tweede Wereldoorlog vechten tegen mitrailleurs waarover de opstandelingen beschikken. De politie patrouilleert zonder kogelvrije vesten of helmen. En zes van de achttien pantserwagens waarover Khan beschikt, zijn Sovjetmodellen uit de jaren zestig. Die gaan zo vaak kapot dat hij nu een monteur met de agenten mee op patrouille stuurt.
Een Pakistaanse politieagent verdient ongeveer 63 euro per maand, een eenvoudige talibanstrijder ongeveer 134 euro. Zelfs dood zijn de opstandelingen beter af dan de politie, zegt Khan. Militante groepen geven de nabestaanden van een zelfmoordterrorist bijna 16.000 euro, de familie van een omgekomen agent krijgt nog geen 5000 euro. „Waar halen ze het geld vandaan?” vraagt hij zich hardop af. Hij denkt uit de bloeiende opiumhandel in Afghanistan, donaties van strenggelovige moslims en afpersing van rijke moslims in het Midden-Oosten.
De meeste politiebureaus in Pakistan hebben niet eens camera’s om een plaats delict of een misdadiger te fotograferen. In 2001 bestonden er twee forensische laboratoria in Pakistan en sindsdien is besloten er vier bij te bouwen. Dat is een begin, maar komt nog niet in de richting van de vijftig die er volgens Khan nodig zijn. Er zijn ook veel te weinig speurhonden om explosieven op te sporen in vrachtwagens die uit de stamgebieden komen, zegt hij.
Minister van informatie Sherry Rahman erkent de noodzaak van betere training en uitrusting van de politie, maar zegt dat Pakistan daar te weinig geld voor heeft en steun behoeft van de internationale gemeenschap. De Amerikaanse hulp gaat grotendeels naar het leger. Dat ontving vorig jaar 731 miljoen dollar en het jaar daarvoor 862 miljoen dollar (576 en 680 miljoen euro) van Washington. Politie en justitie kregen vorig jaar 4,9 miljoen dollar (3,8 miljoen euro).
De rechtbanken zitten in hetzelfde schuitje als de politie. Imtiaz, een onderdirecteur van een gevangenis in Centraal-Pakistaan die zijn achternaam niet wil noemen uit vrees voor represailles van de opstandelingen of zijn meerderen, zegt dat hij regelmatig wordt bedreigd door extremisten die zijn telefoonnummer hebben achterhaald. ’s Avonds laat wordt hij gebeld met de raad opstandelingen in zijn gevangenis vooral vriendelijk te behandelen.
Hij vertelt dat een opstandeling die was gearresteerd voor een aanval op een meisjesschool na zijn bekentenis door de -eveneens bedreigde- rechter werd vrijgelaten.
„Niemand gelooft dat de politie hem kan beschermen”, zegt Imtiaz lachend. „Ik ben bij de politie en ik weet dat ze me niet kunnen beschermen.”
De politie probeert terug te vechten met burgerraden en het begin van een elitestrijdmacht van 7500 man, die goed betaald krijgen en worden opgeleid in recherchetechnieken, daderprofilering en wapens, zegt politieinspecteur Khan.
Van de burgerraden, die in ruil voor ontwikkelingsprojecten bereid zijn de wapens op te nemen, zijn er nu zo’n zes opgericht. Sommige van de raden, vredescommissies genoemd, tellen meer dan 300 manschappen. „De mensen hier hebben als kind geleerd met wapens om te gaan”, zegt Khan. „Iedereen heeft een wapen, met of zonder vergunning. Ze hoeven niet te leren hoe ze ze moeten gebruiken.”
In Badaber, een stoffig dorpje op 10 kilometer van de provinciehoofdstad Peshawar, voeren leden van een vredescommissie nachtelijke patrouilles uit. De man van het benzinestation, Abdul Hafeez, zegt dat zelfs vrachtwagens van de regering of het leger de patrouillerende burgers nu om toestemming moeten vragen om het dorp te passeren. Hij vertelt dat hij de politie een tijd geleden in kennis had gesteld van geruchten dat extremisten een elektriciteitsmast in het dorp wilden opblazen. De volgende dag gebeurde dat ook, maar de politie deed niets. „Nee, nee, nee, niemand gaat naar de politie”, zegt Khan. „De politie kan niets doen. Zelfs als ze weten dat de taliban gaan aanvallen kunnen ze hen niet stoppen.”