„Ik geloof niet dat Eichmann echt berouw had”
Ruim anderhalf jaar was Gabriel Bach (1927) als een van de aanklagers direct betrokken bij het proces tegen Adolf Eichmann, een van de organisatoren van de Holocaust. Het werd het proces van Bachs leven: „In Neurenberg was de Holocaust bijzaak, maar nu was de moord op de Joden het hoofdthema. Alle aspecten ervan konden we de wereld tonen.”
Gabriel Bach is een aantal dagen in Nederland op uitnodiging van het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies, waarvoor hij vanavond in Amsterdam een lezing zal houden. Vrijdag bezoekt hij in de hoofdstad het Vossius Gymnasium, waar hij zelf van 1938 tot 1940 op school zat. „Mijn ouders vluchtten twee weken voor de Kristallnacht uit Duitsland naar Nederland. Een maand voor Nederland in mei 1940 door nazi-Duitsland werd overvallen, vertrokken mijn ouders naar Palestina. Mijn hele familie is gered.”In 1961 werd Bach als aanklager aan het proces-Eichmann toegevoegd. Een van de redenen was dat hij als vroegere Duitse Jood direct met Eichmann kon communiceren. De eerste ontmoeting zal Bach niet snel vergeten. „Ik was de autobiografie van Rudolf Höss, de commandant van Auschwitz, aan het lezen. Ik las dat de Duitsers op één dag duizend Joodse kinderen doodden. Höss schreef dat het hem soms te veel werd als de kinderen smeekten om hun leven. Eichmann maakte hij deelgenoot van zijn gevoelens, maar die zei kort en bondig dat de kinderen het eerst moesten worden gedood. Als je de ouderen doodde en de jongeren spaarde, zou het Joodse ras zich weer kunnen oprichten.”
Tien minuten nadat hij deze passage had gelezen, ontmoette Bach voor de eerste keer Eichmann.
Hoe zou u Eichmann omschrijven?
„Ik ben daarmee altijd voorzichtig. Een mens is nooit uitsluitend een robot, een bureaucraat of een moordenaar. Mensen zijn een combinatie van eigenschappen, maken een ontwikkeling door. Dat is ook bij Eichmann gebeurd. Hij kon goed organiseren en wilde later carrière maken met de moord op de Joden.”
De filosofe Hannah Arendt, die het proces bijwoonde, vond Eichmann zo gewoon lijken. Wat hem dreef, was in haar ogen stompzinnig plichtsbesef.
„Dat is niet juist. Eichmann identificeerde zich voor de volle 100 procent met het doden van de Joden.”
Bach noemt in dit verband pogingen die tijdens de oorlog werden ondernomen om een Joodse familie of een vooraanstaande Jood te redden. „Als zo’n verzoek bij Eichmann op het bureau kwam, liep het altijd verkeerd af. Zo was er een Duitse generaal van de Wehrmacht die voor Parijs verantwoordelijk was. Hij pleitte ervoor het leven van de Joodse hoogleraar Weiss, een deskundige op het gebied van radar, te sparen omdat hij belangrijk voor het Duitse leger kon zijn. Het antwoord van Eichmann was: „Om principiële redenen kan ik niet toestemmen”.”
Als tweede voorbeeld noemt Bach „een brief van de leider van de fascisten in Nederland. Hij schreef dat er twaalf Joden lid waren van de partij. Omdat deportatie demotiverend zou werken op de partijgenoten vroeg hij Eichmann hun leven te sparen. Na enige dagen volgde het antwoord van Eichmann: „Om principiële redenen kan ik niet toestemmen.”
Wat is voor u het meest emotionele of het meest ingrijpende moment tijdens het proces geweest?
„Eichmann moest in 1943 naar Hongarije, om te voorkomen dat de Joden massaal vluchtten. De eerste Hongaarse Joden die naar Auschwitz werden getransporteerd en naar de gaskamer gingen, moesten briefkaarten aan hun familie en vrienden schrijven. De tekst werd gedicteerd: „We zijn hier in een prachtig gebied, geheten Waldsee. We verrichten hier licht werk, maar er is niet veel plaats. Dus kom zo snel mogelijk hierheen, dan is er nog een plek voor je in een van de villa’s.”
Een Hongaarse Jood met zijn gezin reageerde direct en werd op transport gezet. Omdat hij ingenieur in het leger was mocht hij in Birkenau rechtsaf, dat betekende het leven. Zijn vrouw en zijn dochter van drie moesten linksaf, de gaskamer in. Bij zijn zoon van dertien was de keus niet zo snel gemaakt. Hij moest na kort overleg linksaf. De vader keek of zijn zoon zich bij zijn vrouw en dochtertje kon voegen, maar hij zag zijn vrouw niet meer. Zijn zoon kon hij ook niet volgen. Wel zag hij zijn dochtertje omdat die een rode jas droeg. De rode punt werd steeds kleiner. Zo verdween zijn familie uit zijn leven.
Heel toevallig had mijn eigen dochter van twee en een half jaar twee weken daarvoor een rode jas gekregen. Toen de man vertelde over zijn dochter met haar rode jas die uit het gezicht verdween, voelde ik dat mijn keel werd dichtgeknepen. Ik kon een paar minuten lang geen woord uitbrengen.”
Een ander, meer ingrijpendmoment noemt Bach de dag waarop het proces begon. „Eichmann moest gaan staan toen de Joodse rechters binnenkwamen. Hij stond als het ware op voor het volk dat hij wilde ombrengen.”
Aan het einde van zijn leven betoonde Eichmann berouw over zijn daden. Was dat volgens u oprecht?
„Ik ben ervan overtuigd van niet. In theorie is het mogelijk dat iemand tussen 1945 en 1961 van mening verandert. Maar ik geloof dat Eichmann het alleen maar deed met het oog op strafvermindering. In 1956 bezocht een Hollandse fascistische journalist Eichmann in Argentinië. Eichmann werd bijna lyrisch toen hij over de Jodentransporten naar de concentratiekampen vertelde. Of hij nooit spijt voelde, vroeg de journalist. Eichmann antwoordde daarop: „Ja, het spijt me dat ik niet harder heb opgetreden, en nu ziet u het resultaat, het ontstaan van de staat Israël en de wederopstanding van dat ras daar.”
Dat zei hij in 1956. En vijf jaar later betoont hij spijt als hij voor zijn leven vecht. Dan mag ik toch wel sceptisch zijn over een dergelijke spijtbetuiging.”