Hoogleraar kritisch over Raad van State
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de rechter die in hoger beroep beslist over vreemdelingenzaken, gebruikt de rechtsprekende bevoegdheid om politiek te bedrijven. Daarbij schiet zij tekort in de vervulling van haar hoofdtaak: het controleren en zo nodig corrigeren van de staatssecretaris van Justitie, tegenwoordig de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
Dat stelde prof. mr. Th. Spijkerboer donderdagmiddag in zijn oratie bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar migratierecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Spijkerboer analyseerde het afgelopen jaar circa 250 gepubliceerde uitspraken van de Raad van State in vreemdelingen- en asielzaken. De afdeling bestuursrechtspraak van de raad is sinds 1 april 2001, met de invoering van de Vreemdelingenwet 2000, de bevoegde rechter inzake het hoger beroep in vreemdelingenzaken. Daarmee is ”de afdeling” de hoogste vreemdelingenrechter in Nederland.
Volgens Spijkerboer kiest de Raad van State ervoor de Nederlandse overheid de ruimte te geven, ten koste van de rechtzoekende vreemdeling. Spijkerboer: „Dit doet hij onder andere door bepaalde soorten overheidshandelingen aan rechterlijk toezicht te onttrekken, door het veelvuldig hanteren van ”marginale toetsing” en vooral door beroepen die door vreemdelingen zijn ingesteld te verwerpen op grond van vormfouten. Dat gaat ten koste van de bescherming van fundamentele mensenrechten van de vreemdeling.”
De Raad van State houdt deze koers ook vast als het recht het niet toelaat, aldus de hoogleraar. „Als mijn conclusies juist zijn, dan betekent dit dat de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn rechtsprekende bevoegdheid gebruikt om politiek te bedrijven. Zodoende ondergraaft hij het rechtstatelijke karakter van zijn werk en daarmee zijn eigen legitimiteit.” Spijkerboer tekent daarbij aan dat er geen (hogere) rechter is die de uitspraken van ”de afdeling” controleert.
Spijkerboer beschouwt de Raad van State als een van de „plechtankers” van de Nederlandse rechtsstaat. „Als mijn analyse klopt”, zo besluit hij zijn oratie, „dan zit dat anker niet meer goed vast. De Afdeling is het tegenover vreemdelingen, maar evenzeer tegenover Nederlandse staatsburgers, verplicht daar verandering in te brengen.”