Verkiezingen Oostenrijk leiden tot moeilijke formatie
De Oostenrijkse politiek dacht afgelopen zomer dat verkiezingen voor nieuwe mogelijkheden zouden zorgen. Maar twee dagen voor de verkiezingen lijkt alles erop dat het een nek-aan-nekrace wordt tussen de twee grote partijen en dat het landschap niet veel verandert.
De afgelopen anderhalf jaar werd het Alpenland -net als Duitsland- geregeerd door een zogenaamde grote coalitie. Maar in tegenstelling tot de Duitse was de Oostenrijkse samenwerking tussen de sociaaldemocraten (SPÖ) en conservatieven (ÖVP) niet succesvol. Het kabinet dat begin 2007 aantrad, was al het product van een moeizame formatie. En sindsdien zijn de ministers vrijwel onafgebroken met elkaar in gevecht geweest.Deze zomer ging de stekker er daarom uit en werden nieuwe verkiezingen uitgeroepen. Maar alle opiniepeilingen wijzen erop dat de regeringspartijen SPÖ en de ÖVP het veld blijven beheersen. Beide zouden 27 tot 29 procent van de stemmen halen, met een lichte voorsprong voor de sociaaldemocraten. De kiezer is hen blijkbaar nog niet zat.
Lastiger is echter dat de andere partijen allemaal veel kleiner blijven. De Oostenrijkse politiek heeft een voorkeur voor tweepartijencoalities, maar dit zal waarschijnlijk moeilijk worden. Als de peilers gelijk krijgen, is alleen de huidige SPÖ-ÖVP-combinatie mogelijk als tweepartijenkabinet. Maar die twee zien niets in voortzetting van hun avontuur.
Als eerste alternatief ligt dan de rechtse FPÖ voor de hand. Deze Freiheitliche Partei kreeg in 2006 ruim 11 procent van de stemmen, en staat nu in de meeste peilingen rond de 18 procent. Probleem is echter dat de FPÖ tot het extreem rechtse kamp behoort. Toen de partij in 2000 (toen nog onder leiding van Jörg Haider) toetrad tot de regering, leidde dat tot een kortstondige boycot van de Europese Unie. De SPÖ heeft al aangegeven niet met de FPÖ te willen samenwerken.
De FPÖ heeft op haar beurt gezegd niet in zee te willen met de nieuwe partij van Haider, de Bündnis Zukunft (BZÖ). Die ontstond in 2005 na een persoonlijk conflict tussen Haider en de huidige FPÖ-leider Heinz-Christian Strache. Overigens is het twijfelachtig of Haiders partij zondag wel de kiesdrempel van 4 procent haalt.
Aan de linkerzijde boeken de Grüne nog rond de 14 procent in de voorspellingen. Maar ook dat is te weinig om een coalitie van twee partijen mogelijk te maken. Alles wijst er dus op dat de verkiezingen op een moeizame formatie uitlopen.
Hoewel de politieke zaak in Oostenrijk dus behoorlijk vastzit, staat het land verder behoorlijk in bloei. De (conservatieve) minister van Economische Zaken maakte vorige week met trots bekend dat de werkloosheid in het tweede kwartaal was gedaald tot 3,4 procent, wat in feite neerkomt op volledige werkgelegenheid. De afgelopen jaren deed Oostenrijk het al niet slecht met een werkloosheidspercentage tussen de 4 en 5. Vanouds is de economie sterk afhankelijk van de export naar Duitsland. De laatste jaren was die goed. Maar of dat zo blijft in een tijd van onzekere economische ontwikkelingen, weet niemand.
Vanwege de mooie cijfers gaat de verkiezingsstrijd vooral over leuke dingen voor de portemonnee. Alle partijen zijn het eens over de bescherming van economisch zwakkeren tegen stijgende prijzen. Sommige partijen pleiten voor gratis kinderopvang, andere voor een bovengrens op de benzineprijs en goedkopere medicijnen. De sociaaldemocraten willen zelfs de btw op sommige producten halveren van 10 naar 5 procent. Ook pleit de SPÖ voor meer kinderbijslag. De partij heeft verder iedereen verrast met een pleidooi voor referenda over belangrijke EU-verdragen.
Het debat over buitenlanders is deze keer minder heftig dan gewoonlijk. De FPÖ voert wel campagne met de leus dat Wenen „geen Istanbul” moet worden, maar zet zich evengoed af tegen de EU.
De christelijke partij Die Christen lijkt bij voorbaat kansloos. In de peilingen scoort ze niet hoger dan 1,5 procent, wat te laag is om de kiesdrempel te halen. De partij wordt gedomineerd door rooms-katholieken en voert vooral campagne voor de bescherming van het (gezins)leven.
Oostenrijk experimenteert zondag ook nog met een staatsrechtelijk nieuwtje: voor het eerst mogen 16- en 17-jarigen stemmen. Als eerste Europese land heeft Oostenrijk recent de kiesgerechtigde leeftijd van 18 naar 16 jaar laten zakken. Samen met de 18- en 19-jarigen die in 2006 nog niet mochten stemmen, komt de groep nieuwe kiezers nu op 184.000. Ongeveer een kwart van hen zei bij de laatste onderzoeken nog niet te weten waarop ze zouden stemmen. Misschien zorgt de jeugd in Oostenrijk voor verrassingen die de opiniepeilers niet hebben voorzien.