Wanderhope’s worsteling met God
Het lijkt er aanvankelijk op dat ”Het lam” van de Amerikaanse schrijver Peter de Vries een roman is zoals Maarten ’t Hart ze schrijft: absurd, ironisch, genadeloos afrekenend met gereformeerde zeden en gewoonten. Maar gaandeweg verandert het verhaal in iets anders: het hartverscheurende relaas van een gevecht met God.
”Het lam” is een opmerkelijke verschijning in de boekhandel. Een roman uit 1961, geschreven door een Amerikaan met Nederlandse wortels, nu voor het eerst vertaald, uitgegeven in het nieuwe literaire fonds Brandaan (van de gereformeerde uitgeverij De Vuurbaak), met een nawoord van de rooms-katholieke schrijver Willem Jan Otten die het boek bejubelt als een „werk van suprême godsvrucht”, als „een volwassen krachtig geschreven geloofsroman.”Dat laatste vind ik veel te sterk uitgedrukt. Maar het is een intrigerend en aangrijpend boek, dat wel, ondanks het feit dat sommige passages aanstootgevend kunnen overkomen. Sommige christenen in de Verenigde Staten hebben het een „blasfemisch” verhaal genoemd. Dat is niet terecht, denk ik, omdat de bedoeling van de schrijver zéker niet geweest is om te spotten met God. Daarom vind ik het moeilijk om er een hard oordeel over uit te spreken: het is realistisch dat een hoofdpersoon die zo veel meemaakt als de hoofdpersoon van ”Het lam” soms verbitterd is, vloekt, schreeuwt, de vuisten balt tegen God. Maar hoe ver gaat een schrijver in het directe verslag daarvan, hoe ver gaat een lezer in zijn directe confrontatie daarmee? Die vragen blijven -vanuit een besef van Gods heiligheid- wél overeind.
Ironische afstand
De toon van de schrijver irriteert me aanvankelijk nogal. „Aan de keukentafel, waar inmiddels een kleine gemeente zat, stokte de adem. Nu de ketterijen samenpakten tot godslastering, verstijfden de mannen in hun zwarte pakken en vrouwen schudden hun hoofd. (…) Mijn moeder schonk met trillende handen koffie. (…) Mijn grootvader stapte naar het voorportiek, en krabde zich daar zodanig, dat de prijs van je huis er wel door moest dalen. Mijn oom zwaaide met een vinger voor Louies gezicht. „Ik zal voor je bidden.” „Mot je doen, joh”, zei Louie.”
Dat lijkt veel op Maarten ’t Hart: de ironische afstand, de gewild komische vergelijkingen, de spottende blik op het geloof en de gelovigen. Een gereformeerd huisgezin, ouders die zich streng aan de regels van de kerk houden maar niet goed weten waarom, een onderklassemilieu, een gestoorde vader -soms zeer gelovig, soms zeer ongelovig-, een lijdzame en lijdende moeder, een gemeenplaatsen rondstrooiende dominee. Het belooft allemaal niet veel goeds.
Eigenlijk past Peter de Vries uitstekend in de traditie van Nederlandse schrijvers uit de jaren zestig die afrekenen met het geloof, zoals Otten ook signaleert: „Je denkt: hier gaat van het geloof gevallen worden; de kloof der generaties zal steeds hilarischer gaan gapen; wetenschap en vooruitgang zullen zegevieren; de verteller zal uiteindelijk het kleinerende en vrijheidvijandige geloof achter zich laten. Eindelijk volwassen, eindelijk de krukken des geloofs van zich afgeworpen. Eindelijk vrijheid en scepsis.”
Maar ”Het lam” eindigt heel anders dan al die Nederlandse romans van Vestdijk, Wolkers, ’t Hart en Biesheuvel. Gaandeweg heeft de schrijver steeds minder overdrijvingen en karikaturen nodig. De gekke vader met zijn vuilniswagen, de groteske discussies over schepping en evolutie, de hilarische ontdekking van twee betrapte gelieven - al die absurditeiten schuiven naar de achtergrond. Het verhaal wordt langzamerhand soberder, echter en persoonlijker: een hartverscheurend relaas van slag op slag.
Job
De hoofdpersoon -met de veelzeggende naam Don Wanderhope- mag dan een grote mond hebben en de wereld met de nodige ironie bekijken, in zijn hart heeft hij het liefhebben niet verleerd. Subtiel, nauwelijks hoorbaar doordringt dat geluid het hele verhaal: laten we de zeldzame momenten van geluk ten volle beleven, en degenen die we liefhebben koesteren terwijl we kunnen. Dat duurt immers meestal niet lang, zoals Wanderhope ook ervaart. Eerst sterft zijn broer, dan het meisje waarvan hij houdt. Eerst moet zijn vader naar een gesticht gebracht worden, later zijn vrouw. En ten slotte verliest hij dan de enige voor wie hij nog leeft: zijn dochter van twaalf.
Op dat moment treedt het fundamentele verschil met al die andere ex-gereformeerde schrijvers aan het licht. De hoofdpersoon van Peter de Vries neemt zijn toevlucht niet tot rationeel ongeloof, bijtende spot of afstandelijke scepsis. Hij verklaart God niet dood. Juist op de dieptepunten van zijn leven gaat hij in discussie met God, hij roept Hem als het ware ter verantwoording, hij blijft vertwijfeld schreeuwen om genade. „Hoeveel je gelooft vertelt hoeveel je lijdt”, laat de schrijver hem al aan het begin van het verhaal denken. Die gedachte wordt steeds zichtbaarder en concreter in de loop van het boek: hoe meer lijden, hoe meer behoefte aan God.
Niet dat er antwoord komt. ”Het lam” is een verhaal zoals het Bijbelboek Job - maar dan zonder de slothoofdstukken. Vandaar mijn aarzeling om dit boek een christelijke roman te noemen. Het is eerder een hopeloze confrontatie met een zwijgende God. Aangrijpend, intelligent, moedig, stoïcijns, woedend, vertwijfeld, liefdevol. Maar verlossing komt er niet.
„Tijd heelt niets”, denkt Wanderhope aan het eind van het verhaal, „juist daardoor kunnen we anderen des te beter bijstaan. Er bestaat misschien verdriet dat niet meer vertroost kan worden, maar het is die naam niet waardig als het niet een bron van mededogen wordt. Zalig zij die troosten, want ook zij hebben gerouwd - dat is de menselijke waarheid.”
Dat laatste zinnetje geeft het pijnlijke gemis van dit boek precies weer: het besef dat God Zelf in het lijden is afgedaald, dat Hij verlost en troost op een manier waarop geen mens dat kan. Daarom blijft het verhaal van Don Wanderhope schrijnen en tekortschieten - maar tegelijkertijd is het zo menselijk en begrijpelijk en eerlijk. Dat is toch ook wat literatuur moet doen: je vastgrijpen en niet loslaten tot je de grote vragen van het leven onder ogen ziet.
N.a.v. ”Het lam”, door Peter de Vries; vert. Reinier Sonneveld; uitg. Brandaan, Barneveld, 2008; ISBN 978 94 6005 003 9; 224 blz.; € 18,50.