„Solidariteit is een van onze belangrijkste wapens”
De verhalen van vermiste soldaten vormen een centraal hoofdstuk in de geschiedenis van Israël. In juli betaalde het land een hoge prijs -vijf Hezbollahstrijders, onder wie één notoire kindermoordenaar, plus de lichamen van zo’n 200 Libanese en Palestijnse terroristen en strijders- voor de lichamen van Ehud Goldwasser en Eldad Regev, wier ontvoering in de zomer van 2006 als hetbegin van de tweede Libanonoorlog wordt beschouwd.
Eldad Hayet -voormalig persadviseur van de Israëlische ambassade in Den Haag- is coördinator voor vermiste en gevangen soldaten op het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken.Wat is uw functie?
„Ten aanzien van de vermiste soldaten is het Israëlische beleid erop gericht om hen vrij te krijgen, of in ieder geval te weten te komen wat er met hen gebeurd is. Het ministerie van Buitenlandse Zaken houdt zich in deze context bezig met die gevallen waarbij er een kans, hoe klein ook, bestaat dat de soldaten zich in het buitenland, in vijandelijk gebied -Libanon, Syrië, Gaza, Iran- bevinden, en dat diplomatie kan helpen om hen weer thuis te krijgen. Twee dossiers werden onlangs gesloten. Onder mijn verantwoordelijkheid vallen momenteel zes dossiers. Zecharya Baumel, Yehuda Katz en Zvi Feldman raakten vermist in de slag bij Sultan Yaqub, in Libanon in juni 1982. Vier jaar later werd het vliegtuig van navigator Ron Arad boven Libanon neergeschoten. We slaagden erin om zijn piloot te redden, maar Arad werd gevangengenomen door de Amalmilitie, en we weten niet wat er daarna met hem gebeurd is. Guy Hever verdween in augustus 1997 spoorloos in Noord-Israël, vlak bij de Syrische grens. Ten slotte Gilad Shalit. Hij werd in juni 2006 tijdens een aanval vanuit Gaza ontvoerd en wordt sindsdien door Hamas vastgehouden.
De families van deze soldaten worden begeleid door een speciale afdeling binnen het leger, en ook het ministerie van Buitenlandse Zaken helpt hen zo veel mogelijk. Zo organiseren we ontmoetingen met buitenlandse regeringsleiders en diplomaten wanneer die personen naar Israël komen, of we helpen familieleden van de soldaten als ze naar het buitenland reizen om wereldwijd aandacht te vragen voor het lot van hun geliefden. Dit is een heel gevoelige taak, ik zie het als een soort zending. Het gaat om een heel menselijk onderwerp, waar iedere Israëli zich mee kan identificeren.”
Voor buitenstaanders is de brede maatschappelijke steun van de Israëlische bevolking voor de families van de soldaten opvallend. Hoe verklaart u die solidariteit?
„Allereerst is het Israëlische leger een volksleger. Vrijwel iedereen, ongeacht zijn of haar sociaaleconomische status, vervult de dienstplicht. Vandaag gaat het om mijn zoon, morgen om de dochter van mijn buurman of de kleinzoon van een collega. Dat creëert solidariteit. Daarnaast leeft de bevolking hier sinds de oprichting van de staat met een gevoel van omringend gevaar. Die dreiging kan heel amorf of zeer concreet zijn, maar iedereen is zich ervan bewust. We weten dat we het met elkaar moeten redden, hoezeer we elkaar soms ook het leven zuur kunnen maken. Ten slotte is het ’vrijkopen’ van gevangenen een belangrijke waarde in het Jodendom. Niet tegen elke prijs, maar wel tegen elke mogelijke prijs.
President Peres formuleerde het onlangs zo: „Wij zijn een volk van waarden, niet van losgeld.” Dat wij ons druk maken om elk van onze soldaten -zelfs als deze niet meer in leven is- maakt ons uiteindelijk sterker, als mensen en als maatschappij. Solidariteit is een van onze belangrijkste wapens. Toen ik in Den Haag werkte, merkte ik heel duidelijk dat mensen buiten Israël zich intensief voor ons inzetten, ook als het gaat om het vrij krijgen van onze vermiste soldaten. Dat ontroert en sterkt ons, zeg ik met veel waardering en emotie. Politieke, diplomatieke druk is belangrijk en morele, publieke aandacht voor dit onderwerp helpt daarbij. Het is gewoon onacceptabel dat soldaten jarenlang in isolatie worden vastgehouden, dat het Rode Kruis geen contact met hen mag hebben, dat hun families in het ongewisse worden gelaten over hun lot en dat er met de diepste gevoelens van mensen gesold wordt. Groeperingen en regeringen die zich hieraan schuldig maken, moeten begrijpen dat beschaafde landenmet zulk gedrag niet kunnen en willen leven.”