Uitgewezen Jood wil weer Italiaan worden
Italië verstrekt ruimhartig paspoorten aan geëmigreerde Italianen in het buitenland, maar niet aan een door Mussolini uitgewezen Jood. Kwestie van antisemitisme of bureaucratie?
De laatste keer dat Umberto Vorchheimer zijn vaderland zag was in 1939. Als 7-jarige jongen bezocht hij met zijn vader het graf van zijn drie jaar eerder overleden moeder in Milaan. „Papa sprak zachtjes de kaddisj uit terwijl ik een steen op het graf legde”, vertelt de nu 75-jarige man die in de Verenigde Staten woont. Een dag later namen vader en zoon het passagiersschip dat hen naar New York zou brengen. Umberto’s vader had eerder al zijn hoedenwinkel in een chique Milanese winkelstraat voor een habbekrats verkocht.De Vorchheimers waren enkele van de naar schatting 44.000 Italiaanse Joden die in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog als tweederangsburgers werden beschouwd. Hoewel het regime van Benito Mussolini, dictator sinds 1925, aanvankelijk niet antisemitisch was, werd het leven voor Joden vanaf 1933 (toen Hitler aan de macht kwam) moeilijker.
In 1938 werd een serie rassenwetten doorgevoerd, mogelijk om in de pas te lopen met nazi-Duitsland. De wetten hadden vooral betrekking op scholen en universiteiten, maar een Jood mocht bijvoorbeeld ook geen portier zijn in een appartementencomplex. Een aanzienlijk aantal Joden ontvluchtte zijn vaderland. Een van de bekendste vluchtelingen was Enrico Fermi, die getrouwd was met een Joodse vrouw en die in 1938 de Nobelprijs voor natuurkunde in ontvangst had genomen.
Vader en zoon Vorchheimer, wier familie in 1912 uit Duitsland was gekomen en 24 jaar later Italiaanse papieren kreeg, waren verplicht te vertrekken. Zij verloren hun Italiaanse nationaliteit op grond van de wet uit 1938 die voorzag in het intrekken van paspoorten van buitenlandse Joden die na 1919 waren genaturaliseerd. Umberto Vorchheimer streek in Philadelphia neer, waar hij met een Amerikaanse trouwde. Hij heeft twee kinderen.
Toen de Italiaanse regering enkele jaren geleden het voor geëmigreerde Italianen in het buitenland en hun nageslacht mogelijk maakte om de Italiaanse nationaliteit te krijgen, was Vorchheimer er snel bij met zijn aanvraag. In vier jaar tijd hebben tienduizenden anderen ook van de mogelijkheid gebruikgemaakt. Zonder veel problemen kregen zij hun pas. Er wonen wereldwijd buiten Italië miljoenen Italianen en hun nakomelingen. Sommigen kregen hun paspoort alleen al om de reden de derde of vierde generatie Italianen te zijn. Umberto Vorchheimer echter heeft nog niets gehoord van de Italiaanse autoriteiten.
Of Vorchheimers verhaal iets te maken heeft met sommige ministers uit Berlusconi’s regering en de burgemeester van Rome, die het fascisme goed praten, waardoor een klimaat van antisemitisme zou zijn ontstaan, is maar de vraag. Van een toename van anti-Joodse sentimenten is geen sprake.
Er lijkt eerder iets anders aan de hand. Vorchheimer heeft te maken met de tergend langzaam functionerende bureaucratie in Italië. De Amerikaan heeft geen aanvraag voor ”toekenning” van de Italiaanse nationaliteit ingediend, maar een ”hertoekenning” van zijn nationaliteit. „Zo’n aanvraag wordt rechtstreeks door Binnenlandse Zaken behandeld en daar gaat ten minste drie jaar overheen”, vertelt de Italiaanse viceconsul in Philadelphia. Volchheimer zou dus de verkeerde bureaucratische stappen hebben gezet.
De zaak-Volchheimer heeft nog steeds niet de aandacht getrokken van Binnenlandse Zaken, of de gemeente Milaan, zijn laatste woonplaats. Alleen een lokale politicus in de Ligurische kustplaats La Spezia heeft gereageerd. Hij wil dat de burgemeester de man het ereburgerschap toekent.