„Bush en de Republikeinen staan er nu alleen voor
President George Bush boekte dinsdag een historische overwinning, hoewel zijn eigen functie geen inzet was van de tussentijdse verkiezingen in de VS. Het ging landelijk gezien vooral om het Congres, oftewel het Huis van Afgevaardigden plus de Senaat.
Het is uiteraard van groot belang voor een president wie daar de meerderheid vormen. Na de verkiezingen in 2000 kon de Republikeinse president Bush rekenen op een Huis van Afgevaardigden met een kleine meerderheid en een Senaat met een marginale meerderheid. Dat veranderde toen zijn partijgenoot James Jeffords in de zomer van 2001 uit de Republikeinse fractie stapte wegens onvrede over het beleid van de regering.
Daarna vormden de Democraten met een meerderheid van één zetel de grootste fractie in de Senaat. Dat betekende praktisch dat Democratisch fractieleider Tom Daschle voor een belangrijk deel de agenda bepaalde en dat zijn partijgenoten alle senaatscommissies leidden. De Democraten maakten van deze machtspositie gebruik door verschillende initiatieven van de regering-Bush te torpederen. Verder werden verscheidene benoemingen van Bush-getrouwen onmogelijk, doordat de door de Democraten geleide benoemingscommissies de kandidatuur afwezen, waarop Daschle de zaak niet voordroeg aan de voltallige vergadering.
Dit waren niet specifiek Democratische streken, want de Republikeinen handelden in de jaren negentig niet anders toen zij de meerderheid in de Senaat hadden en zaken moesten doen met de Democratische president Bill Clinton. Bush is nu van die pijn af, want hij mag verwachten dat de Republikeinse meerderheid in Huis en Senaat zijn beleid op veel punten zal steunen. Dat is belangrijk voor hem, want hij wil over twee jaar voor een tweede ambtstermijn gekozen worden en daarvoor heeft hij resultaten nodig om de kiezers te overtuigen.
De Democraten krabben zich intussen achter de oren. Wat is er misgegaan bij deze verkiezingen, die hun winst hadden moeten opleveren? Dat is tenminste gebruikelijk bij tussentijdse verkiezingen, waarbij de regerende partij gewoonlijk verliest. Alleen in 1934 en 1998 lukte het de Democratische presidenten Roosevelt en Clinton om hun meerderheid in het Huis te behouden. Bush is de eerste Republikeinse president wie dat lukt. Hij is bovendien de eerste president sinds 1882 die erin slaagt bij tussentijdse verkiezingen winst te boeken in de Senaat.
Historische overwinningen dus en Bush heeft daar persoonlijk zeker aan bijgedragen. Hij was de afgelopen vier weken permanent onderweg om waar dan ook Republikeinse kandidaten te steunen. „Het helpt als een regionale kandidaat met de president gezien wordt, of als zij samen uit het presidentiële vliegtuig stappen. „De president zei gisteren nog tegen mij…” Dat mag misschien banaal klinken, maar zoiets betekent voor veel kiezers dat hún kandidaat toegang heeft tot de hoogste kringen. Dat helpt, en de partij die niet regeert, mist zo’n trekpleister natuurlijk”, aldus professor (presidentiële geschiedenis) Fred Greenstein van de Princeton-universiteit.
Hij wijst er overigens op dat Bush politiek zal moeten betalen voor zijn overwinning. De Republikeinen hebben natuurlijk campagne gevoerd om Democraten te verslaan, maar zij hebben zich daarbij geconcentreerd op enkele staten waar gematigde Democraten zaten, zoals senator Jean Carnahan in Missouri of Max Cleland in Georgia. Deze senatoren hebben verschillende initiatieven van de Republikeinse regering gesteund. Door gericht campagne te voeren op deze Democraten die bereid waren tot compromissen, heeft Bush volgens Greenstein de stemming in het Congres onnodig geradicaliseerd.
„Ook al heb je een meerderheid in beide kamers van het Congres, dan nog kun je er niet alles doordrukken met hulp van je partijgenoten. Elke staat heeft z’n eigen agenda en daarom zullen sommige Republikeinen van tijd tot tijd afhaken. Bush heeft dan Democraten nodig om zijn voorstellen erdoor te krijgen. Die zal hij iets moeten bieden, op z’n minst samenwerking. Voorlopig is de stemming onder de Democraten nog niet zover, maar beide partijen zullen toenadering moeten zoeken wil men in 2004 niet met lege handen de kiezer tegemoettreden”, aldus Greenstein.
Belangrijk is verder hoe de kwestie Irak wordt afgewikkeld. Bush is met 62 procent waardering nog steeds een bijzonder populaire president, maar de waardering neemt wel gestaag af. Als de operatie tegen Irak een flop wordt of als de VS onvoldoende steun krijgen van de bondgenoten, dan kan de waardering snel verminderen. In opiniepeilingen staat een ruime meerderheid van de burgers in de kwestie Irak achter de president, maar die meerderheid van ongeveer 65 procent slinkt tot ongeveer 20 procent als het erom gaat of de VS zónder internationale steun of goedkeuring van de Verenigde Naties een offensief tegen Irak zouden moeten ontketenen.
Het was dinsdag ongetwijfeld een zoete overwinning voor de Republikeinen en zeker ook voor Bush persoonlijk, maar hij heeft geen vrijkaart om te doen en laten wat hij wil. Over twee jaar wordt hij opnieuw gewogen door de kiezers. Dan kan hij zich niet meer achter de Democratische oppositie verschuilen bij zaken die door „hun schuld” zijn misgelopen, zoals dat de laatste anderhalf jaar het geval was. „Bush en de Republikeinen staan er nu alleen voor en de kiezers zullen succes of mislukking over twee jaar opnieuw nauwkeurig wegen”, meent Greenstein.