Buitenland

Zuid-Ossetië plaatst Servië voor dilemma

Servië is opvallend stil gebleven in het conflict om Zuid-Ossetië. Diplomaten en journalisten uit een aantal landen vergeleken het streven van de Ossetiërs naar zelfbeschikking met de ontwikkelingen in Kosovo, dat zich in februari afscheidde van Servië. In Servië zorgen die vergelijkingen en vooral het woordgebruik van de Russische bondgenoten voor verwarring.

IPS
29 August 2008 19:22Gewijzigd op 14 November 2020 06:17

Servië maakt zich zorgen over de humanitaire crisis in Zuid-Ossetië en roept op het conflict met diplomatieke middelen op te lossen. Nietszeggender kon de verklaring van de Servische premier Mirko Cvetkovic over het op 8 augustus losgebarsten conflict in Georgië nauwelijks zijn. De reactie kwam ook rijkelijk laat, en pas na een ontmoeting van Cvetkovic met de Russische ambassadeur Aleksandr Konoezin.„De reden voor de trage reactie is simpel”, zegt de Servische analist Seska Stanojlovic. „Servië weet niet hoe het zichzelf moet zien. Is er een parallel met Kosovo? En moet Servië in dit geval worden vergeleken met Rusland, met Georgië of met Zuid-Ossetië?”

Kosovo, een provincie van Servië die sinds 1999 door de VN werd bestuurd, riep in februari zijn onafhankelijkheid uit met de steun van de Verenigde Staten en een aantal landen van de Europese Unie. Belgrado houdt vol dat de afscheiding in strijd is met het internationaal recht. Dat standpunt werd in de VN ook altijd verdedigd door Rusland, de belangrijkste Servische bondgenoot.

Zuid-Ossetië wil onafhankelijk worden van Georgië. En net zoals de troepen van de toenmalige Servische leider Slobodan Milosevic de etnische Albanezen in Kosovo met geweld onder controle probeerden te brengen, zette Georgië zijn leger in om een Ossetische afscheiding te verhinderen. „Daar zit de overeenkomst”, verklaarde Goran Svilanovic, de eerste Servische buitenlandminister na de val van Milosevic in 2000, in een interview met de tv-zender B92. „De poging om Zuid-Ossetië met geweld bij Georgië te houden, was even zinloos als de inspanningen van Milosevic in Kosovo.”

Kan de vergelijking verder worden doorgetrokken? Rusland kwam Zuid-Ossetië in militair opzicht te hulp en verdreef het Georgische leger. In 1999 begon de NAVO aan een bombardement van elf weken op Servië om de troepen van Milosevic uit Kosovo weg te krijgen en een „humanitaire catastrofe te verhinderen.”

De Russische leiders beschrijven de Georgische acties in Zuid-Ossetië als „agressie”, „genocide” en „etnische zuivering.” „Die begrippen maakten de verwarring in Servië alleen maar groter”, zegt Stanojlovic, „zeker toen de Russen daarbij ook naar Srebenica verwezen.”

In het Bosnische Srebrenica brachten etnische Serviërs in 1995 meer dan 7000 islamitische Bosniërs om. Het begrip etnische zuivering werd in Europa gemeengoed na de massale verdrijving van Bosnische moslims in de Bosnische burgeroorlog van 1992 tot 1995 en de verdrijving van meer dan 800.000 etnische Albanezen door de Servische troepen uit Kosovo in 1998 en 1999. De meeste Serviërs zien zichzelf als slachtoffers van agressie. De NAVO-bombardementen maakten 1500 slachtoffers en herschiepen de Servische industrie tot een puinhoop. De Serviërs denken er niet vaak over na waarom die bommen toen vielen.

Rusland wil dat er een international tribunaal komt om de rol van de Georgische president Michail Saakasjvili in het conflict in Zuid-Ossetië te onderzoeken, net zoals Milosevic voor het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag werd gebracht om verantwoording af te leggen van zijn aandeel in de burgeroorlogen op de Balkan. Milosevic stierf in 2006, voordat het tribunaal met hem klaar was.

De toestand in Zuid-Ossetië plaatst de politici in Belgrado voor een levensgroot dilemma. Ze weten dat veel van hun kiezers achter het Russische machtsvertoon staan. Maar tegelijk kunnen ze Rusland niet openlijk steunen, want daardoor doen ze meteen afbreuk aan het principe van de territoriale integriteit van Georgië.

Politici in Kosovo hebben het veel makkelijker: voor hen is er gewoon geen overeenkomst tussen hun land en Zuid-Ossetië. „Kosovo is een uniek geval”, verklaarde de Kosovaarse president Fatmir Sejdiu op Pristina TV. „Het statuut van Kosovo werd geregeld door internationale bemiddeling.”

„Elke vergelijking tussen Kosovo en Zuid-Ossetië gaat mank”, vindt ook Ilir Dugolli, een onderzoeker van het Kosovaarse Instituut voor Beleidsonderzoek en Ontwikkeling. „Kosovo was acht jaar lang een internationaal protectoraat, met een statuut waarover nog moest worden beslist. Dat is niet het geval voor Zuid-Ossetië.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer