VN-hof buigt zich over genocideklacht Bosnië tegen Belgrado
Het Internationaal Gerechtshof heeft zich maandag opnieuw gebogen over de genocideklacht die Bosnië in 1993 heeft ingediend tegen Joegoslavië. Belgrado kwam met nieuwe juridisch-procedurele argumenten waarom Sarajevo niet ontvankelijk zou zijn in deze zaak.
Het Internationaal Gerechtshof, het hoogste juridische orgaan van de Verenigde Naties dat in het Haagse Vredespaleis zetelt, gaat over geschillen tussen staten. Formeel gaat het in deze zaak om een schending van de genocideconventie, een internationaal verdrag waar zowel Bosnië als Joegoslavië partij bij is. De door moslims gedomineerde regering in Sarajevo maakte de zaak bijna tien jaar geleden aanhangig omdat Belgrado medeplichtig zou zijn aan genocide die de Bosnische Serviërs op Bosnische moslims zouden plegen.
Joegoslavië betoogde maandag, in weerwil van eerdere verklaringen, dat het van 1992 tot 2001 geen partij was bij de genocideconventie. Ook zou het van 1992 tot 2000 geen lid van de VN zijn geweest en dus niet automatisch bij de landen hebben gehoord die partij kunnen zijn bij een zaak voor het Internationaal Gerechtshof.
Het probleem zit hem in de rechtsopvolging van de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië (SFRJ), waarvan zich Slovenië, Kroatië, Bosnië en Macedonië begin jaren ’90 afscheidden. De resterende twee deelrepublieken van de oude, grotere federatie, Servië en Montenegro, richtten daarop een nieuw land op, de Federatieve Republiek Joegoslavië (FRJ).
In de jaren van het Milosevic-bewind claimde Belgrado altijd dat de FRJ volkenrechtelijk de opvolger was van de SFRJ en in haar verplichtingen krachtens internationale verdragen zou treden. De FRJ diende de VN-zetel van de SFRJ te ’erven’ want „de anderen” hadden zich immers afgescheiden, zo argumenteerde Belgrado. De FRJ bleef zich dan ook als partij bij de genocideconventie beschouwen, die mede als basis diende voor de klacht die Belgrado in 1999 bij het Internationaal Gerechtshof indiende tegen de NAVO-bombardementen.
Voor de internationale gemeenschap was echter veel minder duidelijk dat de FRJ het VN-lidmaatschap van de SFRJ voortzet. Om aan de onduidelijkheid een eind te maken, diende Belgrado in 2000, na de val van president Milosevic, een verzoek in om als ’nieuw lid’ te worden toegelaten tot de volkerenorganisatie, hetgeen op 1 november van dat jaar geschiedde.
Uit het feit dat de FRJ als nieuw lid is toegelaten, mag worden afgeleid dat zij het SFRJ-lidmaatschap niet voortzette, zo betoogde de Joegoslavische delegatieleider Varady maandag. Dus was Belgrado van 1992 tot 2000 geen VN-lid.
En uit het feit dat Belgrado in 2001 opnieuw toetrad tot de genocideconventie, mag worden afgeleid dat Belgrado daar van 1992 tot 2001 geen partij bij was en niet gebonden was aan de verplichting genocide te voorkomen. De Bosnische klacht zou dus niet ontvankelijk zijn. Die klacht bevat trouwens een eis om toewijziging van een schadevergoeding, die - indien toegewezen - de economische problemen van de FRJ verder dreigt te verergeren.
Enkele maanden nadat Bosnië die genocideklacht bij het Internationaal Gerechtshof indiende, richtte de VN-Veiligheidsraad trouwens het Joegoslavië-Tribunaal op als ’hulporgaan’. Daar gaat het niet om staten, maar om de strafrechtelijke vervolging van individuen. Het tribunaal heeft al een veroordeling wegens genocide in Bosnië uitgesproken: de Bosnisch-Servische generaal Krstic kreeg vorig jaar 46 jaar cel voor zijn rol na de val van Srebrenica.
De Nederlandse rechter bij het Internationaal Gerechtshof, prof. mr. P. H. Kooijmans, doet niet mee aan deze zaak, zo liet rechtbankpresident Gilbert Guillaume maandagochtend weten. De ’speciale reden’ hiervoor wordt traditiegetrouw niet genoemd, maar heeft meestal te maken met de schijn van partijdigheid die zou kunnen ontstaan.
Kooijmans was als minister van Buitenlandse Zaken betrokken bij pogingen van de internationale gemeenschap een eind te maken aan het bloedvergieten in Bosnië.
Dinsdag is Bosnië aan de beurt om te bepleiten waarom het Internationaal Gerechtshof wel degelijk bevoegd is in deze zaak. Namens Bosnië zal onder meer de Amsterdamse advocaat Ph. van den Biesen het woord voeren.