„Wij zijn een vrolijke gemeenschap”
Te midden van een grote stroom mensen loop ik het gebouw binnen. Het lijkt een bioscoop, theater of concertgebouw. Maar nee, het is een kerk: de Trinity United Church of Christ in Chicago, tot voor kort de kerkgemeenschap van Amerikaans presidentskandidaat Barack Obama.
Het is een van de bekendste Amerikaanse megakerken. Binnen is meteen duidelijk hoe professioneel alles er toegaat. ”Crowd management” wordt hier in volmaaktheid toegepast. Een medewerkster heet me welkom, een ander geeft me het wekelijkse bulletin, de volgende wijst me naar de kerkzaal, waar ik langs zeker vijf begeleiders word gestuurd voordat ik bij m’n zitplaats kom. De kerk is bijna helemaal vol, en ik kan het podium maar amper zien.Het is een echte zwarte kerk: overal om me heen zijn Afrikaanse Amerikanen. Ik voel me een beetje ongemakkelijk, alsof ik op het verkeerde feest ben beland. Gelukkig kijkt iedereen me vriendelijk aan. De kerk is immers, zo valt op de website te lezen, „open voor iedereen.”
In het midden van de zaal staat de dominee, Otis Moss III -de omstreden predikant Jeremiah Wright is inmiddels teruggetreden- op een breed podium. Achter hem een koor van zeker 300 vrouwen. Allemaal in traditionele Afrikaanse kledij, met alle kleuren van de regenboog.
Tegen het einde van het openingslied loopt dominee Moss naar het spreekgestoelte. Na een openingsgebed worden de bezoekers verwelkomd. „Kan iedereen die hier nieuw is gaan staan?” vraagt de dominee. Ik ben lichtelijk zenuwachtig, maar geef eraan gehoor. „Gasten, wij heten jullie welkom! Wij zijn een vrolijke gemeenschap, en zijn blij dat jullie vandaag bij ons zijn. Als dank geven we jullie graag een heilige knuffel.”
Een heilige knuffel? Dit ritueel was mij nog onbekend. Voordat ik het besef, draait de man links van me naar me toe, en slaat zijn armen om me heen. En daarna de meneer rechts van me. En de mevrouw achter me. En zo nog vijf mensen.
Het is een warme, opgewekte gemeenschap, heb ik al snel door. Liederen zijn van het genre gospel: ritmisch en vrolijk. Tijdens gebeden houd je elkaars handen vast en wordt er regelmatig „Ja God!” of „Amen!” geroepen. Teksten uit de Bijbel leest de hele gemeenschap, van zeker 3000 mensen, hardop samen.
De dienst staat deze week in het teken van de „hedendaagse uitdagingen van racisme.” De kerk is zwaar geworteld in de bevrijdingstheologie. De gastprediker houdt een enthousiaste preek, peptalk bijna, en vertelt over inspirerende ontmoetingen met Nelson Mandela en bisschop Desmond Tutu in Zuid-Afrika.
Hierna is het tijd voor de collecte. Ook hier wordt de gemeente actief bij betrokken. „Oké, nu moeten jullie het volgende doen”, zegt dominee Moss. „Kijk je buurman aan en zeg tegen je buurman: „Buurman, het is tijd om gul te geven!”” De zaal geeft er gehoor aan en er wordt gelachen.
Even later een religieus geïnspireerd optreden. Twee in strakke kleding gehulde mannen doen een mengeling van mime en ballet, op rustige pianomuziek. De zaal is wildenthousiast en overal staan mensen op om de artiesten aan te moedigen.
De dienst eindigt met een klapper: een medley van opbeurende liederen. Het koor loopt al zingend en swingend de kerkzaal uit. Als ze allemaal weg zijn, blijf ik nog staan klappen. Het is alweer tweeënhalf uur later, maar ik zit nog vol adrenaline.
Echt theologische diepgang kwam er deze ochtend niet bij kijken. Ik heb er geen nieuwe spirituele inzichten van gekregen. De dienst was bovenal motiverend: alles stond in het teken van hoop en de mogelijkheid om jezelf en je gemeenschap te verbeteren.