De twee strijdende partijen stonden maandenlang tegenover elkaar langs een frontlinie die niet veel verschoof, maar de afgelopen weken is het leger erin geslaagd daar doorheen te breken en grote stukken grondgebied en een aantal rebellenbases in te nemen.Tussen de 55.000 en 75.000 mensen zijn de afgelopen tweeënhalve maand voor de gevechten op de vlucht geslagen. Amnesty International verwijt de Tamil-Tijgers burgers te dwingen in rebellengebied te blijven om als buffer te dienen tegen het leger.

De helft van de vluchtelingen slaapt onder bomen en doeken, zegt Neil Buhne, afgezant van de Verenigde Naties in Sri Lanka. Het Rode Kruis laat weten dat er een groot tekort is aan basisbehoeften als voedsel, schoon water en onderdak. Als burgers niet beschermd worden en hulporganisaties geen toegang krijgen tot het getroffen gebied, ligt volgens Buhne een humanitaire ramp op de loer.

Tamils vormen ongeveer 18 procent van de bevolking van Sri Lanka, die voor driekwart uit Singalezen bestaat. De Tamil-Tijgers vechten sinds 1983 voor een eigen staat in het noorden en oosten van het eiland.

Cijfers over slachtoffers van het offensief zijn onbetrouwbaar, omdat de strijdende groepen geneigd zijn de hoeveelheid vijandelijke slachtoffers te overdrijven en gevallenen aan eigen zijde niet of nauwelijks te noemen. Onafhankelijke waarneming van de strijd is niet mogelijk omdat de meeste journalisten buiten het strijdgebied worden gehouden.