„We wilden net gaan eten”
Chris Andai kreeg op het politiebureau in Ikonyere alle verdachten van het brute geweld vorige week donderdag tegen een groep Nederlandse jongeren te zien. Hij herkende er echter niet één als dader. De politie in het dorpje in het zuidwesten van Kenia maakt nog maar weinig vorderingen bij haar speurtocht. Van de ruim honderd mensen die zijn gehoord, zitten er nog maar enkelen vast.
Terwijl de regen tegen de ruiten slaat, vertellen Philline Olesi (44) en haar man Chris Andai (46) over de overval precies een week eerder. „Hier, aan deze tafel, zaten we met de twaalf Nederlandse vrijwilligers. We wilden net gaan eten en het project evalueren. Het was acht uur ’s avonds.”De Nederlandse vrijwilligers (twee mannen en tien vrouwen tussen de 17 en 25 jaar oud) kwamen op 11 juli aan in het gehucht Ikonyere, op een steenworp afstand van de grotere plaats Kakamega. Ze schilderden het in aanbouw zijnde buurtcentrum, waar les wordt gegeven en activiteiten met weeskinderen plaatsvinden. In december zou het centrum gereed moeten zijn.
Chris Andai is behalve pastor ook de leider van het project waar de Nederlandse vrijwilligers via de christelijke organisatie Livingstone enkele weken aan de slag gingen. „Het werk was al achter de rug. De groep verheugde zich op een safari naar het wildpark Masai Mara”, vertelt Andai.
Op pad
Tijdens de werkvakantie moesten de deelnemers zich houden aan strenge regels: ’s avonds voor zes uur binnen en nooit alleen op pad.
Philline Olesi zat op de bewuste donderdagavond in een hoek van de kamer. „Opeens zag ik een man binnenkomen die een politiejack droeg. Zijn ogen gingen schuil achter een petje. Vier andere mannen liepen achter hem aan. Ik stond op om de bezoekers te begroeten, maar ze schreeuwden direct dat iedereen op de grond moest gaan liggen. Dat deden we. Ook de mensen uit het naastgelegen huis werden binnen gebracht. Iedereen moest zijn mobiele telefoon afstaan.”
Andai: „Ze hadden een pistool bij zich en kapmessen. Ze waren op zoek naar geld, telefoons en laptops. Toen ik protesteerde, sloegen ze me.” Zijn vrouw wijst subtiel op het litteken achter het oor van haar man.
Er waren acht aanvallers, verklaart het echtpaar, van wie er vijf binnen kwamen. De andere drie mannen hielden buiten de wacht.
De Nederlandse groepsleider werd door de overvallers geroepen. Hij moest met een van de mannen mee naar boven, waar zich de slaapplaats van de vrijwilligers bevond. Daar moest hij aanwijzen waar zijn geld was. Deze procedure herhaalde zich bij iedereen. „Al het geld werd op een stapel gegooid en ter plekke verdeeld. Iedereen werd vastgebonden. Het leek erop alsof de aanvallers er snel vandoor zouden gaan”, vertelt Andai. Maar het ergste moest toen nog komen.
„Opeens hoorde ik hen in de lokale taal zeggen: „We kunnen toch niet weggaan, er zijn hier vrouwen!” Vervolgens draaiden ze zich om. De vijf indringers zochten een voor een een meisje uit, met wie ze naar de kamer hiernaast gingen.”
In de ruimte die eerder nog door de Nederlanders was versierd met muurschilderingen van een Keniaanse giraffe en een Hollandse molen vergrepen de indringers zich aan de slachtoffers. De rest van de groep bleef vastgebonden en kon niets doen. Als er werd geschreeuwd, uitten de gangsters bedreigingen.
„Op dat moment hoorde ik hen overleggen of ze mij ook zouden verkrachten”, herinnert Olesi zich. „Ik hield mijn baby tegen mijn borst gedrukt en vroeg: Alstublieft, verkracht me niet.”
De tragedie die vijf van de tien Nederlandse vrouwen trof -sommigen nog meisjes- bleef Olesi bespaard.
„Toen de mannen het genoeg vonden, vertrokken ze weer. Alsof er niets was gebeurd. In totaal zijn ze wel anderhalf tot twee uur binnen geweest”, schat Olesi. Met een klein mes, dat een van de Nederlanders had weten te verbergen, sneed ze de touwen door. Er werd direct groot alarm geslagen.
Twee houten giraffen staan levenloos in een kale kamer, souvenirs die nooit de eindbestemming Nederland bereikten. In de berg is niet meer te onderscheiden welke kleding van wie is. Het zijn de getuigen van een overhaast vertrek.
„Onmiddellijk hebben we de hele groep naar het plaatselijke ziekenhuis gebracht, waar de slachtoffers eerste hulp kregen. We waren bang dat de paspoorten ook gestolen waren, maar dat bleek gelukkig niet zo te zijn. Vier groepsleden zijn hier nog even terug geweest om alleen het allernoodzakelijkste mee te nemen”, vertelt Andai geëmotioneerd. „Ik hoop deze spullen ooit nog te kunnen teruggeven aan de eigenaren.”
Verkiezingen
Het imago van het ’veilige’ Kenia kreeg begin dit jaar een forse knauw. Toen kwamen na omstreden verkiezingen 1500 mensen door geweld om het leven. Honderdduizenden mensen werden uit hun huis verdreven. Ook toen werd er op grote schaal verkracht.
In Kakamega viel het geweld na de verkiezingen eigenlijk nog wel mee. Er stond een tentenkampje, met zo’n 2000 vluchtelingen. „Ik denk niet dat er een verband te leggen is tussen het verkiezingsgeweld en deze afschuwelijke zaak”, meent de Nederlandse pater Gerard van de Laar. In 1947 kwam hij als missionaris naar Kakamega, een regio waar hij zijn leven lang bleef.
„In Kakamega en omstreken is het tijdens het verkiezingsgeweld relatief rustig gebleven. Een aantal huizen van leden van de Kikuyustam werd in brand gestoken, maar er zijn hier geen moordpartijen geweest. Ook over verkrachtingen hier heb ik weinig gehoord.”
Volgens de pater moet bij de overval van vorige week vooral worden gedacht aan ’gewone’ criminaliteit. „Je hebt hier nu eenmaal groepen die gewelddadige overvallen plegen. Het is vaak zo dat men aan het eind van zo’n overval de kans schoon ziet om zich aan vrouwen te vergrijpen.”
De Nederlanders hebben dan ook pech gehad, meent Van de Laar. Ongekend veel pech. „Dit is het ergste incident met Nederlanders dat ik in mijn 61 jaar hier heb meegemaakt”, verzucht de pater, die eind deze maand voorgoed naar Nederland terugkeert.
Chris Andai verwerpt suggesties over flirten of ander verleidingsgedrag van de Nederlandse jongedames richting jonge mannen uit de buurt. „Daar was nauwelijks gelegenheid voor.”
Arrestaties
Dat pastor Chris Andai zijn verhaal vertelt, is opvallend. Volgens Nederlandse media zou pastor Andai worden verdacht van medeplichtigheid en op de vlucht zijn. „Dat eerste is waar”, verzucht de pastor. „Dit is een bizarre zaak waarin wij tegelijk slachtoffer, aanklager en verdachte zijn.”
Op verzoek van de politie keert Andai voorlopig niet terug naar zijn woonplaats Nairobi. Hij blijft in Ikonyere en is daar beschikbaar voor het politieonderzoek.
Ieder jaar komen Nederlandse vrijwilligers via Livingstone naar Ikonyere om te werken op het project dat wordt beheerd door het echtpaar. Livingstone heeft altijd in de onschuld van Andai en Olesi geloofd en doet dat nog steeds. „Ik ken die man al tien jaar en vertrouw hem volledig”, zegt directeur Steffen Barentsen.
Al op de dag na de aanval arresteerde de politie van Kakamega een groot aantal verdachten. „De politie arresteerde in het wilde weg mensen. Bijvoorbeeld ook drie omwonenden die volgens mij onschuldig zijn”, zegt Andai.
Deze verkrachtingszaak trekt veel aandacht, vooral vanuit Nederland. Dat legt extra druk op de Keniaanse politie. Woensdag bezocht een delegatie van de Nederlandse ambassade het gebied. Dat verhoogde de nervositeit bij de lokale politie, die ook niet blij is met rondneuzende Nederlandse journalisten.
„Logisch”, meent pater Van de Laar. „Net nu toeristen weer naar Kenia durven te reizen, gebeurt dit. Ze zullen er alles aan doen om publiciteit hierover te vermijden.”
Moeizaam
Het gemeentebestuur van Kakamega organiseerde donderdag een buurtbijeenkomst waarbij de inwoners van Ikonyere over de verkrachtingszaak en de aanhoudende criminaliteitsgolf werden ingelicht.
Burgemeester Joe Serenge van Kakamega probeerde er toen van alles aan te doen om te verhinderen dat het project van Chris Andai en Philline Olesi door verslaggevers werd bezocht. Geen wonder: Andai kan als geen ander vertellen hoe moeizaam het onderzoek loopt. Hij houdt zijn mond niet. „Onze buren zijn nog steeds niet vrijgelaten. Woensdag moest ik op het bureau komen om de hoofdverdachten te identificeren. Ik heb een halfuur naar hen staan kijken. Ik weet zeker dat de mannen die ze mij lieten zien, helemaal niets met de zaak te maken hebben.”