„Onze boten waren te goed”
De zee spreekt altijd tot de verbeelding. Zo ontstond bij het botenbouwersechtpaar Jaap en Ali Beukers uit Noordwijk aan Zee het verlangen om met een jacht de wereldzeeën te bevaren. Met hun zelfgebouwde Flying Fish belandden ze in Suriname. Ze raakten er verslaafd aan de vriendelijke mensen en de weelderige natuur en ontdekten er een missie: het leveren van een bijdrage aan de maritieme historie van Suriname.
Jaap Beukers’ belangstelling voor boten begon al vroeg. Als vijftienjarige jongen bouwde hij in de tuin van zijn ouders zijn eerste zeilboot. Ali: „Dat deed hij met een klasgenoot van mij van de kweekschool. In onze verlovingstijd bouwden ze wel twintig bootjes per jaar, ’s avonds en in het weekend.” Jaap: „Doordeweeks handelde ik in bloembollen, in het bedrijf van mijn vader.”Later, in 1956, richtte hij samen met anderen de Zeilvereniging Noordwijk op, die twee jaar geleden het vijftigjarig bestaan vierde. „We zeilden heen en weer voor de kust of voeren een dagje op en neer naar Scheveningen. Eens zeilden we naar Goedereede, op Goeree-Overflakkee. Mensen verklaarden ons voor gek. „Ze komme d’r om”, zeiden ze op z’n Noordwijks. Maar voor middernacht waren we weer thuis.”
Succesvol
Beukers bouwde vanaf 1967 polyesterzeilboten in de jachthaven van Noordwijk. Na hun huwelijk ging Ali bij Jaap in de zaak werken.
De boten werden gebouwd naar het model van de succesvolle zwaardboten Spanker, Schakel en Flits. „Omdat mijn schepen van polyester waren, kon ik ze Flying Arrow noemen. Later bouwden we dankzij een betere techniek met een man of acht 600 boten per jaar.”
Na enige tijd ging bollenverkoper Beukers senior zijn zoon helpen met de verkoop van boten. Ali, lachend: „We adverteerden in het blad Arts & Auto. Omdat Jaaps vader het verschil tussen bakboord en stuurboord niet wist, mocht hij de klanten uit die sector helpen. Dat waren vaak artsen, die er zelf ook geen verstand van hadden, en dus geen moeilijke vragen stelden.”
Op een gegeven moment was de rek uit de markt. Jaap: „De catamaran was in opkomst en veel watersporters stapten over op de surfplank. Ik heb de zaak toen verkocht.” Ali: „We zijn ten onder gegaan aan ons eigen succes: de boten waren te goed en Jaap verkocht er te veel.” Jaap: „Je ziet mijn Flying Arrow nog veel in Nederlandse jachthavens.”
Suriname
In het najaar van 1986 begon het echtpaar met de bouw van zijn eigen zeiljacht, de Flying Fish. Die was ongeveer 16 meter lang en 5 meter breed. Ali: „De mast van 25 meter was net zo hoog als de vuurtoren van Noordwijk.”
Ali pakt een serie fotoboeken, waarin de bouw van het jacht stap voor stap is vastgelegd: de vorming van het houten geraamte, de bekleding van de romp met epoxy, de omwikkeling met glasmatten, het maandenlange schuur- en plamuurwerk.
In 1989 was de Flying Fish klaar voor de proefvaart. Pas in 1994 zeilde het echtpaar voor het eerst een volledige tocht: naar de Caraïben, vanaf de Kaapverdische eilanden „zuid-over” naar Suriname. „Zonder kaart en bij een verkeerde uiterton (de eerste boei in zee als de schipper land in zicht krijgt, red.) is Jaap op z’n gevoel en met de radar de Surinamerivier opgevaren”, aldus Ali. Jaap: „We troffen een oude bende aan: een roestige loodsboot, personeel met gescheurde kleren; ik dacht werkelijk met een stel drenkelingen van doen te hebben.” Op z’n Noordwijks: „Ook aan de wal was het ene bende, al die gebouwe stonde op een soort van instorte.”
Het echtpaar raakte aan de praat met havenmeester Eddie Fitz-Jim. Beukers werd gemaand op de terreinen van de Maritieme Autoriteit niet in korte broek te lopen. Jaap: „Eigenlijk mochten we helemaal niet aan die steiger liggen, maar omdat ik hielp met de reparatie van bij de steiger gezonken boten, werden we uiteindelijk dikke vrienden met hem en zijn Nederlandse echtgenote, Gré Bloedjes. Zo behielden we ons aanlegplekje dicht bij de stad en het uitgaansleven van Paramaribo.”
Binnenlanden
Met de Flying Fish ging het echtpaar de Surinaamse rivieren op en ontdekte zo de binnenlanden. Jaap: „De mensen daar hadden nog nooit een zeilboot gezien. Soms schrokken inlandse tegenliggers zo dat ze hun korjalen regelrecht de kant instuurden.”
Kerkelijk gezien voelde het Noordwijkse echtpaar zich goed thuis in de voormalige kolonie. „Als we in Suriname zijn, zijn we ’s zondags te vinden in de hervormde kerk daar.”
Het echtpaar Beukers kreeg er aardigheid in een bijdrage te leveren aan de inrichting van een maritieme bibliotheek bij het Maritiem Museum van Suriname. Ali: „In 1997 stuurden we een oud sleepbootje vol boeken naar Suriname. Dat werd later ons huis als we weer in dat land waren. Ik heb het ”Bo” genoemd, naar onze kleindochter.”
Elke keer als de Beukersen naar Suriname gingen, namen ze vanuit Nederland boeken mee. Alle tweedehands boekwinkels van Noordwijk en omgeving hadden zoekopdrachten van hen uitstaan. Ali: „Het Maritiem Museum van Suriname werd uiteindelijk zelfs vernoemd naar onze Flying Fish.”
In 2001 verkocht het Noordwijkse paar zijn zeiljacht. Jaap, mistroostig: „Ik heb er precies hetzelfde voor gebeurd als wat het schip me ooit heeft gekost.”
Op den duur ging de politiek zich steeds meer bemoeien met de Maritieme Autoriteit, waar het echtpaar zijn ligplaats had. Uiteindelijk verkocht het ook de Bo, met verlies. Jaap: „De lol was eraf. In Suriname willen ze snelle speedboten en niet een verbouwd slepertje!”
Inmiddels is Beukers erachter gekomen dat hij zijn geld niet in boten moet steken. „Je kunt beter in bakstenen beleggen dan in boten. Investeren in huizen is beter. Daarom heet ons huis hier in Noordwijk ook Goede Reede.”