Als beschermd kindje op straat
Op de detailhandelsschool besloot Oscar B. Jansen kunstenaar te worden. „Een streekkrant noemde mij laatst de Mondriaan van het noorden.”
Al zoekend en met tegenzin volgde Jansen (34) de mavo. „Ik worstelde met de vraag wat ik betekende in het leven, ik wist niet wie ik was.” Creatief doen, tekenen, schilderen; daaraan kon hij zijn hart verliezen. „Het heeft lang geduurd voordat ik wist dat ik daarvoor geboren was.”In Almelo volgde hij de vooropleiding, daarna werd hij toegelaten tot Minerva, de hogeschool voor de kunsten in Groningen. „Eigenlijk is mijn loopbaan in Almelo begonnen”, vertelt hij in zijn sobere werkkamer aan de rand van een mistroostig industrieterrein in Groningen. „Naaktfotografie, zeefdrukken, landschappen schilderen; de opleiding was superbreed en ik was zo productief als ik maar kon.”
Als Jansen, zoon van een vooraanstaand advocaat uit Sneek, zijn levensloop gedetailleerd zou vertellen, komen ook alle „heftige” gebeurtenissen langs, en dat is niet de bedoeling. „Ik beperk me liever tot de hoofdpunten: van de mavo, via de kunstacademie, naar een bestaan als zelfstandig kunstenaar.” In die hoedanigheid weet hij zich inmiddels ruim acht jaar staande te houden. „Een streekkrant noemde mij laatst de Mondriaan van het noorden”, zegt Jansen, die om rond te komen vier dagen per week bij meubelgigant Seats and Sofas werkt.
Jansen omschrijft zijn manier van schilderen als geometrisch-abstract. „Ik schilder geen landschappen of portretten, dat doen al duizenden van mijn collega’s. Ik ga bij al mijn kunstwerken uit van de stad, van de bebouwde werkelijkheid.” Hij wijst op een rechthoekig kunstwerk in zijn werkruimte. De met lijnen en vlakken bedrukte oppervlakte oogt als een plattegrond. „Een houten constructie met linnen, een van de acht schilderijen die ik voor mijn eindexamen maakte. Als je het aan de muur hangt, krijg je een 3D-effect.”
Sommige kunstenaars steken over elk detail van hun werk een uitvoerig verhaal af. Jansen lacht daarom. „De achterliggende gedachte van een kunstwerk is totaal niet belangrijk, het moet gewoon iets losmaken bij de mensen. Als je het niet mooi vindt: pech, en anders heb je geluk gehad.”
Bekend is dat het veel zelfstandig kunstenaars moeite kost om te overleven. Jansen: „Ik had het geluk dat ik vrijwel meteen na mijn eindexamen mocht exposeren in Ann’s Art, een bekende galerie in Groningen. Toch heb ook ik na Minerva geleerd hoe snoeihard het kunstenaarsleven is. In één keer sta je als beschermd kindje op straat. Als mensen al een kunstwerk willen kopen, kiezen ze vaak voor iets met intieme kleuren die passen bij het bankstel. Kijk maar rond, aan die groep belangstellenden raak ik gegarandeerd niets kwijt.
Sommigen zeggen: Oscar, wat een fantastisch schilderij, ik kom het morgen kopen. Als je hen dan na twee weken eens belt, is het: Sorry, de wasmachine ging stuk, het gaat niet door. Maar anderen vragen opeens: Hangt kunstwerk zus en zo nog in je werkplaats? Drie maanden terug heb ik het gezien en sindsdien laat het me niet meer los.”
Dit is het zesde deel in een serie portretten van Nederlanders die Jansen heten.