Binnenland

Altijd vrolijk en goedlachs

Als schoenenverkoper op de markt maakte hij handig gebruik van het feit dat zijn jongere broer minister van Financiën was. Met een bordje bij zijn kraam prees hij zijn handelswaar aan: Gerrit Zalm loopt niet naast zijn schoenen, maar op míjn schoenen.

Ben Tramper
25 July 2008 08:13Gewijzigd op 14 November 2020 06:09Leestijd 10 minuten
De gebroeders Sjirk (l.) en Gerrit Zalm bij een boom op een buitenplaats van de DSB‑bank. „Er kwamen klanten naar mij toe die mij vroegen of ik mijn broer echt met jij mocht aanspreken”, aldus Sjirk Zalm. Foto RD, Anton Dommerholt
De gebroeders Sjirk (l.) en Gerrit Zalm bij een boom op een buitenplaats van de DSB‑bank. „Er kwamen klanten naar mij toe die mij vroegen of ik mijn broer echt met jij mocht aanspreken”, aldus Sjirk Zalm. Foto RD, Anton Dommerholt

Wat is volgens Sjirk Zalm (60) de grootste verdienste van zijn vier jaar jongere broer in zijn functie als schatkistbewaarder van Nederland tijdens de kabinetten-Kok I en II en -Balkenende I en II? „Hij hield het huishoudboekje keurig op orde, zodanig zelfs dat hij het financieringstekort omzette in een overschot. Dat lukte niemand. Behalve Gerrit.”„Zalm”, antwoordt Sjirk op de vraag met wie hij een afspraak heeft. De receptioniste van de DSB-bank knikt. Gerrit Zalm, oud-minister van Financiën en VVD-coryfee, werkt sinds een jaar als economisch expert bij de bank van zakenman Dirk Scheringa. Vier dagen per week houdt hij er kantoor. Zijn werkkamer bevindt zich in het middelste van de drie gebouwen langs de snelweg ter hoogte van het West-Friese Wognum.

„En wie kan ik zeggen dat er is?”

Met een brede lach: „Zalm.”

Even lijkt de verwarring toe te slaan. Maar de dame achter de balie herstelt zich op bijna hetzelfde moment. „Ik zie het al: u bent zijn broer. Neemt u plaats, ik zal zijn secretaresse bellen.”

Nog geen minuut later schudden de mannenbroeders elkaar in de chique ontvangsthal de hand. „Zullen we het gesprek beginnen met een rookpauze?” stelt Gerrit voor.

Jongensgezin
De broers Zalm groeiden op in Enkhuizen, niet ver van het kantoor van de DSB-bank. Sjirk was de tweede van de vijf zonen die vader en moeder Zalm kregen, Gerrit de vierde. Hoewel beiden na het vertrek uit het ouderlijk huis totaal verschillende wegen gingen, bleef de onderlinge band hecht. „We mogen elkaar graag. We weten wat we aan elkaar hebben”, zegt Sjirk.

Gerrit: „Wij vormden thuis een echt jongensgezin. Vader was altijd bezig met de zaak. Hij was tot in de jaren zestig kolenboer. Met de komst van het aardgas zag hij zich gedwongen te stoppen.”

Sjirk: „Moeder had de touwtjes strak in handen. Dat moest ook wel. We voerden stevige discussies. Omdat Gerrit een stuk jonger was dan mijn oudste broer en ik, werd hij het meeste gepest.”

Gerrit: „Af en toe vond er ook een knokpartijtje plaats. Maar het was nooit dramatisch.”

Sjirk: „Hij ging vaak tegen ons in. Dan zeiden wij: „Wie denk je wel dat je bent?” Reken maar dat Gerrit zijn mannetje stond. Ik denk dat hij er later veel profijt van heeft gehad.”

Gerrit: „Ik moest steeds bewijzen dat ik ook wat kon. Mijn incasseringsvermogen werd er ook niet minder om.”

Uw vader was kolenboer. Kon hij zijn gezin in de watten leggen?
Gerrit: „We kenden geen armoede, maar we leefden wel sober.”

Sjirk: „Vader verdiende goed, maar hij stopte het geld allemaal in de zaak.”

Gerrit: „Wij moesten zelf voor ons zakgeld zorgen. Vanaf mijn achtste jaar ging ik elke zomer aan de kinderarbeid in de land- en tuinbouw. Bessen plukken of bollen rapen - daarin was ik gespecialiseerd.”

Sjirk: „Dat arbeidsethos heb je thuis ook doorgevoerd, nietwaar, Gerrit? Hoe jij je kinderen opvoedt, dat vind ik echt fantastisch.”

Gerrit: „Nu ja, ik vind het belangrijk dat je je van jongs af bewust bent dat het geld niet aan de bomen groeit en dat je ervoor moet werken. Voor niets gaat de zon op.”

Hoe zou u elkaars karakter willen omschrijven?
Sjirk: „Qua intellect staat hij ver boven mij. Ik heb niet meer dan klas 3 van de mulo gedaan, terwijl Gerrit na de hbs economie ging studeren. In zijn vakgebied is Gerrit een behoorlijke streber: hij gaat er helemaal voor. Hij is ook een jongen die met iedereen, ook de gewone werkman, kan opschieten. Hij geeft mensen moeiteloos complimenten. Maar als ze het niet goed doen, zegt hij dat ook. Gerrit is open, al kon hij als minister natuurlijk niet altijd alles zeggen.”

Gerrit: „Ik ben inderdaad geen binnenvetter. Maar jij hebt het hart nog meer op de tong dan ik. Jij bent ook zachter van inborst. Soms te zacht, denk ik. Mensen hebben het soms nodig dat ze horen waar het op staat, ook al is dat niet altijd eenvoudig.”

Sjirk: „Klopt, dat zegt mijn zoon ook.”

Gerrit: „Wat ik in jou waardeer, is de manier waarop je met mensen omgaat: opgewekt en goedlachs. Als politicus kreeg ik regelmatig opmerkingen over de grappen die ik maakte. Dan zei ik altijd: „Ik ben maar een slap aftrekseltje van mijn broer.””

Sjirk: „Wij Zalmen houden van humor. We nemen elkaar graag op de korrel met een pittige uitspraak.”

Uw ouders waren lid van de Hersteld Apostolische Zendingkerk. Speelde het geloof thuis een grote rol?
Sjirk: „Zeker. De zondag werd erdoor gestempeld: we gingen twee keer naar de kerk en ’s middags was er zondagsschool.”

Gerrit: „Wij hoorden bij de orthodoxe stroming in de apostolische kringen. Tot mijn zeventiende leefde ik intensief mee. Ik vertelde zelfs Bijbelverhalen op de zondagsschool. Over tal van onderwerpen hadden we diepgaande gesprekken. Ik had een concordantie om de Bijbel goed te kunnen onderzoeken.”

Sjirk: „Maar van de ene op de andere dag was het bij Gerrit over. De knop ging om: schluss. Zo is hij.”

Gerrit: „In de apostolische kerk bestaat ondanks de hiërarchische bestuursvorm veel ruimte voor eigen exegese. Dat gegeven staat garant voor scheuringen. Alle versplintering leidde bij mij tot een geloofscrisis. Tegen SGP-leider Bas van der Vlies, voor wie ik altijd groot respect heb gehad, zei ik wel eens: „Geloof is een gave, het is mij ontvallen.” Je kunt er niet over beslissen: je hebt het of je hebt het niet.”

Sjirk: „Ik ben meer geleidelijk van de kerk afgegroeid. Toch blijft veel hetzelfde: je bent eerlijk, je probeert fatsoenlijk met mensen om te gaan. Het heeft thuis nooit tot verwijdering geleid. Ik weet zeker dat moeder op jou heeft gestemd toen je in 1998 voor het eerst bij de Kamerverkiezingen voor de VVD op de lijst stond.”

Met een knipoog: „Ik heb toen zelfs op je gestemd.”

Hoe intensief volgde u uw broer toen hij minister van Financiën was?
Sjirk: „Behoorlijk intensief. Vooral via de media. We hebben ook veel…”

Gerrit: „…illegale reclame gemaakt.”

Sjirk: „Leuke reclame, bedoel je. We plaatsten in de kranten advertenties voor onze schoenen waarbij we een afbeelding van jou plaatsen.”

Gerrit: „Met als doordenker iets in de trant van: Sjirk verkoopt schoenen waar Gerrit niet naast loopt.”

Sjirk: „Het gevolg was dat ik elke dag van klanten te horen kreeg hoe ze over jou dachten.”

Gerrit: „Hield je wel tijd over voor de verkoop?”

Sjirk: „De mensen wilden weten wat ik van je vond. Echt, er waren ook mensen die vroegen: „Hoe spreek jij je broer eigenlijk aan? Mag je jij tegen hem zeggen?”

Gerrit: „Wat zei je? Het mag niet, maar ik doe het toch?”

Sjirk: „Meestal zei ik: „Weet je waarom hij zo ver is gekomen? Er is maar één reden: het komt omdat ik hem heb opgevoed.””

Deed uw broer het goed op Financiën?
„Voor mij is het duidelijk: zo’n minister krijgen we nooit meer”, zegt Sjirk.

Terwijl zijn broer in lachen uitbarst, vervolgt hij onverstoorbaar: „Gerrit was echt goed in het beheer van de staatskas. Kijk, als een kind een stel dure sportschoenen wil maar zijn ouders hebben het geld er niet voor, dan zal het tevreden moeten zijn met een goedkoper paar. Zo eenvoudig is het. Je moet als vader en moeder gewoon nee durven zeggen. Dat deed Gerrit dan ook.

Ik weet dat er bepaalde ministers waren die vervelend konden zijn. Dat las ik in de krant. Dan dacht ik bij mezelf: Is die man nu wéér bij je langs geweest met een zeurverhaal? Maar Gerrit hield de hand op de knip. Geweldig.”

Gerrit: „Het begrotingsbeleid is het meest intensieve onderdeel van de portefeuille van een minister van Financiën. Je moet toezicht houden op de financiële markten, je moet letten op allerlei nationale en internationale ontwikkelingen, maar je hoofdopgave is ervoor te zorgen dat je de uitgaven in de hand houdt.”

Sjirk: „Jij slaagde er zelfs in het begrotingstekort om te zetten in een financieringsoverschot.”

Gerrit: „Twee belangrijke peilers van mijn beleid waren het vaststellen van een uitgavenplafond voor een periode van vier jaar én het maken van voorzichtige aannames voor de economische groei. In dat geval is de kans op meevallers groter dan die op tegenvallers. In voorgaande jaren werden meevallers vaak ingezet voor extra uitgaven. Daar ben ik nooit voorstander van geweest.”

U was in 2001 verantwoordelijk voor de invoering van de euro. Was Sjirk het eens met het pleidooi van zijn broer om te komen tot één Europese munteenheid?
Sjirk: „Ik stond niet te juichen. Mijn collega’s waren er blij mee, ik wilde eerst kijken hoe de mensen ermee omgingen. In het begin had ik sterk de indruk dat de euro het leven duurder maakte.”

Gerrit: „De gulden heeft het leven duurder gemaakt. Vroeger kocht ik een ijsje voor 5 cent, aan het eind van het guldentijdperk was ik een gulden kwijt. Er was nooit zo veel inflatie als toen.”

Sjirk: „Van inflatie krijgen we nu weer last, hoor.”

Gerrit: „Maar de eerste vijf jaar na de invoering van de euro was de inflatie laag, lager dan ooit tevoren. De euro heeft Europa veel goeds gebracht.”

Het woord inflatie valt: slaat alle financiële rampspoed in Amerika over naar Europa?
Sjirk: „Ik denk dat in Amerika sprake is van een economische crisis. In Europa voelen we daar vast iets van. Maar niet zodanig dat we ook in zwaar weer terechtkomen.”

Gerrit: „Het is duidelijk dat in Amerika een recessie gaande is. Die moet gewoon uitzieken. Voor Europa komt zij op een vrij gunstig moment: de conjunctuur is goed, de arbeidsmarkt vertoont zelfs tekenen van spanning. Net als mijn broer verwacht ik dus geen grote problemen, maar wél een behoorlijke groeivertraging.”

Sjirk: „Al met al is het ondernemersklimaat in Nederland nu niet zo gunstig. De mensen hebben duidelijk minder te besteden. Wat mij betreft moeten daarom de lonen omhoog.”

Gerrit: „Nu denk je vooral op kortere termijn.”

Sjirk: „Dat klopt, ik kijk ook graag naar m’n eigen portemonnee.”

Gerrit: „Begrijpelijk. Maar hogere loonkosten leiden tot een verslechtering van de concurrentiepositie van Nederland. Op langere termijn is dat voor ondernemers funest. Zelf zie ik liever dat het kabinet niet zo’n grote uitgavenexpansie zou toestaan en dat het minder aan lastenverzwaring zou doen.”

U heeft zich destijds sterk gemaakt voor het randschrift ”God zij met ons”. Hoe ziet u daarop terug?
Gerrit: „Van der Vlies vroeg mij erom. Mede vanwege mijn overtuiging dat je er als overheid voor iedereen moet zijn, ben ik op zijn verzoek ingegaan. Ik heb er in Europa voor moeten vechten. Mijn Franse collega liet weten er weinig voor te voelen; hij vond het nogal verwarrend voor blinden. Ik heb hem toen een gulden gegeven en hem gevraagd of hij het randschrift kon voelen. Zijn antwoord was nee. Hij ging akkoord. Daarmee was het plan erdoor.”

Sjirk: „Een deel van de bevolking hecht er grote waarde aan. Ik vond het daarom een positief gebaar.”

Gerrit: „Het was voor mij een eervolle opdracht. Het grappige was dat ik later werd aangesproken door kardinaal Simonis. Hij vertelde me dat hij een zak Nederlandse euro’s had meegenomen naar het Vaticaan. Vanwege het randschrift. Ik zei: „Weet u wel aan wie u dat te danken heeft? Aan de man die in de Tweede Kamer niets met de paus op heeft.” We hebben er samen hard om gelachen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer