„Stinkend zaakje” rond tankstation
Een ondernemer huurt een tankstation en krijgt plots te horen dat zijn pomp dicht moet. Wordt hier een vies spel gespeeld?
Wat moet de rechter in Zutphen met het kort geding tussen de zakenmannen Van den Bergh en Van der Weijden? Jaren waren de twee de beste maatjes. Zijn de verhoudingen nu zo verziekt dat de gang naar de rechter de enige optie is die rest?Van der Weijden runde al jaren een tankstation in Zutphen. Eerst had hij een franchiseovereenkomst met BP. In 2004 deed deze oliemaatschappij diverse vestigingen over aan Gulf, waaronder die in Zutphen. Vanaf dat moment kreeg Van der Weijden te maken met Van den Bergh, directeur vastgoed bij Gulf.
Stomverbaasd was Van der Weijden toen Van den Bergh eind september 2007 plompverloren schreef dat Gulf de franchiseovereenkomst ging beëindigen. Hield zijn zaak eind 2007 op te bestaan en kon dat zomaar? Gulf had helaas geen andere keus, aldus Van den Bergh in een reactie. Het pand waarin Van der Weijden zijn tankstation runde; dát was het probleem.
Eigenaar van dat pand was een grote vastgoedonderneming. Die verhuurde het, eerst aan BP en sinds 2004 aan Gulf. Het huurcontract zou eind 2007 verlopen. Aangezien Gulf de bestaande huurprijs te hoog vond en onderhandelingen met de vastgoedclub op niets waren uitgelopen, kwam er geen nieuwe verbintenis. En wat zei het franchisecontract dat Gulf met Van der Weijden had gesloten? „Het staat Gulf vrij deze overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, in geval de onderliggende huurovereenkomst door de verhuurder niet wordt verlengd.” Welnu, dat was toch het geval?
Toen Van der Weijden protesteerde, had Van den Bergh een verrassing in petto. In een poging het pompstation versneld ter ziele te helpen, trok Gulf de kortingen die Van der Weijden op de brandstof gaf, in.
Van der Weijden liet het er niet bij zitten en besloot zijn advocaat te raadplegen. Ook die vond de gang van zaken verdacht. Waarom vertelde Gulf pas nu, luttele weken voor het eind van 2007, dat de huurovereenkomst met het vastgoedbedrijf binnen afzienbare tijd zou eindigen? En waarom trok Gulf de kortingen in, zodra de tankstationondernemer zijn stem verhief?
„Dit zaakje stinkt aan alle kanten”, zegt mr. Chris van der Straaten. Hij is jurist van de Belangenvereniging Tankstations en volgt het geding als belangstellende op de voet. „Gulf dacht een gouden zet te doen met het overnemen van de BP-vestigingen, maar ze hebben zich behoorlijk misrekend. Vandaar dat ze de vestigingen, ook deze, een voor een weer proberen te dumpen. Dat verhaal van het huurcontract is een gelegenheidsargument.”
Ook rechter J. A. Smulders vertrouwt het niet. In de stukken vindt hij dat Gulf de franchiseovereenkomst met Van der Weijden in 2005 nog voor tien jaar heeft verlengd. „Waarom deed u dat als er toen rond de huur al problemen waren?” wil hij van Van den Bergh weten. Een duidelijk antwoord blijft uit.
„Het beëindigen van een huurcontract is pas rechtsgeldig als Gulf en de vastgoedonderneming daarover schriftelijk overeenstemming bereiken”, claimt de advocaat van Van der Weijden. „Zo ver is het nog niet. In plaats van de samenwerking met Van der Weijden pardoes te verbreken, moet Gulf eerst gaan onderhandelen over een nieuw contract.” Hij eist dat zowel de opzegging van de exploitatieovereenkomst als het verbod om korting te geven onmiddellijk van tafel gaan.
De rechter geeft Gulf een flinke tik op de vingers. Het verbod om korting te geven, is willekeurig „en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar” en kan dus niet door de beugel, aldus het vonnis. De huurovereenkomst is inderdaad nog niet schriftelijk en rechtsgeldig beëindigd. Het argument dat de weg vrij was om het franchisecontract te verbreken, vervalt daarmee eveneens.
De uitkomst? Gulf moet alles op alles zetten om een nieuw huurcontract af te sluiten. Tot die tijd mag Van der Weijden de slang blijven hanteren en gaat de pomp onder geen beding dicht.