Piraten op de vlucht
Piraten slaan op de vlucht, zeekapers kiezen het hazenpad. De Koninklijke Marine escorteert met de oorlogsbodem Hr. Ms. Evertsen voedseltransporten van de VN voor de kust van Somalië. „Ze zijn bang voor ons.”
De zon brandt op het dek. Het donkerblauwe water van de Indische Oceaan deint onrustig. Vanuit de Keniaanse havenstad Mombasa koerst het Nederlandse fregat met 196 bemanningsleden naar de Somalische hoofdstad Mogadishu. Een reis van een kleine 1000 kilometer. Twee dagen heen, drie dagen terug.Op 500 meter afstand vaart het Panamese vrachtschip Fade-1 met 5200 ton Amerikaanse noodhulp. De marine beveiligt sinds begin april de VN-transporten tussen Kenia en Somalië. Nederland neemt de missie over van Frankrijk en Denemarken.
De aanwezigheid is niet overbodig. Piraten gijzelen al ruim twee weken het Nederlandse vrachtschip Amiya Scan. De Koninklijke Marine is daarom op alles voorbereid. Aan boord van Hr. Ms. Evertsen bevinden zich special forces, de zwaarbewapende Unit Interventie Marine (UIM), de vroegere BBE. Op de grens tussen Kenia en Somalië komen ze in actie.
Achter op het 144 meter lange lucht- en commandofregat draait piloot Janneke Mebius haar Lynx warm. Vier bepakte mariniers stappen in. De helikopter stijgt op, scheert schuin weg en blijft even later stil hangen boven de Panamees. Zeewater stuift op. Een voor een dalen de militairen af langs een touw op het voordek. Vier anderen volgen met een snelle rubberboot.
De temperatuur is tropisch, de luchtvochtigheid hoog. Boven op de stuurhut slaan de acht militairen hun kampement op. Een provisorisch gespannen zeil moet de vechtjassen beschermen tegen regen en zon. Slapen doen ze op acht veldbedden in de openlucht.
Moeite met het schieten op piraten heeft sergeant Mike niet. „Ik wil natuurlijk liever geen geweld gebruiken. Maar dit eten móét in Mogadishu aankomen.”
Anarchie
Somalië leeft van voedselhulp. De situatie in het door anarchie geteisterde Oost-Afrikaanse land verslechtert met de dag. Een dinsdag in Djibouti gesloten akkoord tussen interim-regering en islamitische rebellen verandert daar weinig aan. Bij bloedige gevechten in Mogadishu kwamen op dezelfde dag nog twintig tot veertig mensen om.
Het aantal Somaliërs dat direct afhankelijk is van VN-hulp stijgt snel: van 700.000 in augustus 2006 tot meer dan 1 miljoen in juni 2008. Het World Food Program (WFP) van de VN schiet het Afrikaanse land te hulp met voedseltransporten.
Piraten gooien echter roet in het eten. Met kleine, snelle boten enteren en kapen ze schepen. Hun tactiek is even eenvoudig als effectief. Ze varen op een koopvaardijschip af, gooien een kabel over de reling, hijsen zich aan boord en gijzelen de bemanning. „Het doel is niet de lading, maar het losgeld”, zegt commandant Cees Vooijs van Hr. Ms. Evertsen.
Wereldwijd zijn alleen dit jaar al meer dan honderd schepen gekaapt, meldt de International Maritime Organisation (IMO) in Londen. De Hoorn van Afrika, sinds 1991 zonder wettig gezag, vormt een geliefde uitvalsbasis. Somalië staat met 10 kapingen in 2006 en 31 in 2007 in de top drie van risicovolle regio’s. Alleen de Straat van Malakka, tussen Indonesië, Singapore en Maleisië, is gevaarlijker.
Zwaarbewapend
Zeekapers zijn zwaarbewapend. De musketten en zwaarden van weleer hebben plaatsgemaakt voor moderne mitrailleurs en raketwerpers. Meestal aangevuld met satelliettelefoon. De dreiging neemt toe, legt het hoofd operationele dienst Chris Bakker op de F805 uit. „De nieuwste trend is de inzet van Stingerachtige luchtdoelraketten.”
De marine vermoedt dat er voor de kust van Somalië vier grote criminele organisaties actief zijn. Piraterij doet zich soms voor tot 750 kilometer uit de kust. Deze locaties zijn niet meer met kleinere vaartuigen vanaf de wal te bereiken. De luitenant-ter-zee houdt er daarom rekening mee dat kapers gebruikmaken van moederschepen, van waaruit ze met kleine bootjes hun slag slaan.
Piraterij is uitgegroeid tot een miljoenenhandel. Kapers kregen eind augustus 2007 1,5 miljoen euro voor de vijf bemanningsleden van de Deense bulkcarrier Danica White. Medio april waren dertig opvarenden van het Franse zeiljacht Le Ponant goed voor 1,3 miljoen. Voor de 26 bemanningsleden van een Spaanse trawler zou eind april 1,2 miljoen zijn betaald.
Een gijzeling plaatst een rederij voor een groot dilemma. „Iedere reder roept om het hardst niet te betalen”, zegt commandant Vooijs. „Totdat zijn eigen schip wordt gekaapt.”
IMO-manager Cyrus Mody in Londen is niet gelukkig met het geven van losgeld. „Het moedigt piraterij alleen maar aan.”
Verkenningsvlucht
Hr. Ms. Evertsen passeert de evenaar. Op de brug stuurt Alex Haasnoot (25) de ruim 6000 ton metende oorlogsbodem richting het noorden. „Gaaf, hè?” De Scheveninger is trots op de missie. „Het geeft een goed gevoel. We doen werkelijk iets voor anderen.”
Het is redelijk rustig op zee. Vlak voor de kust ligt de Amerikaanse destroyer USS Momsen, iets verderop het Britse fregat HMS Westminster. De Amerikanen voeren in Somalië geheime operaties uit, weet een marinier. „Af en toe vliegen de raketten over ons heen.”
De bemanning houdt vanuit de commandocentrale de omgeving scherp in de gaten. Op het helidek staat de Lynx in de startblokken voor een verkenningsvlucht. Zware spanbanden houden het toestel stevig vast op het deinende fregat.
Licht voorovergebogen stappen we onder de rondrazende rotorbladen aan boord. Headset op, zwemvest aan. Vliegdekofficier Johanna Riep dirigeert de helikopter de lucht in. Met een armzwaai geeft ze groen licht: Go! De Lynx komt los. Het reusachtige oorlogsschip lijkt te verschrompelen tot een speelgoedbootje. De open deur biedt een magistraal uitzicht op de Indische Oceaan.
Dreigend hangt een mitrailleur in de deuropening. Passerende piraten zijn nog niet jarig. Piloot Janneke Mebius vliegt richting Fade-1. „De Lynx kan in een straal van bijna 150 kilometer verkenning uitvoeren.” De zeekapers laten zich even niet zien. Na de verkenningsmissie parkeert de piloot het toestel weer op het dek.
Elke dag krijgen de special forces op het VN-schip met snelle rubberboten -rhibs- maaltijden uit de kombuis van de Evertsen. Midscheeps hangt een rhib in de takels. Ruim 8 meter lager kolkt en schuimt het zeewater. Een lange lier laat de rubberboot langzaam zakken. De grijze scheepswand torent vanaf het water imponerend boven ons uit. De rhib gromt en speert over de hoge golven van de oceaan.
Een zwabberende touwladder geeft toegang tot het dek. Fade 1-kapitein Yasser Mustafa (38) zegt niet bang te zijn voor piraterij. „Het is maffia, maar ik geloof in Allah. Hij beschermt mij.” Piraten doden -volgens hem- geen bemanningsleden. „Ze willen alleen geld.” De kapitein rekent erop dat zijn rederij Hamadah Shipping de bemanning -acht Egyptenaren, zes Syriërs en een Indiër- zal vrijkopen.
Mitrailleurs
Mogadishu komt in zicht. Hr. Ms. Evertsen verhoogt de staat van paraatheid. Alarmfase ”Action Hook” treedt in werking. Bemanningsleden nemen met kogelwerende vesten en groene helmen posities in rond het schip, de .50-mitrailleurs in de aanslag. Op het voordek staat zes man, achterop twee en links en rechts op het dek nog een handvol.
De marine kent verschillende fasen in het onderscheppen van zeeschuimers: uitwijken, waarschuwen, schieten. Nadert een verdacht vaartuig op een afstand van 10 kilometer, dan zoekt de brug direct radiocontact. „We vragen altijd eerst naar z’n intenties”, legt commandant Vooijs uit.
Komt een potentiële piraat op minder dan 5,5 kilometer afstand van het voedseltransport, dan waarschuwt de marine met lichtkogels en geluidssignalen. „Het kan natuurlijk zijn dat een stuurman in slaap is gevallen.”
Vaart het schip vervolgens door, dan lost de marine op een afstand van 1000 meter eerst schoten voor de boeg. Mochten deze maatregelen niet helpen, dan volgt vanaf 500 meter gericht vuur.
De commandant geeft opdracht te schieten. Vooijs beseft dat daarmee mensenlevens zijn gemoeid. Toch schrikt hij niet voor die beslissing terug. „Ik heb hier veel over nagedacht. Maar ook de levens van mijn mensen staan op het spel. Bovendien geven we een tegenstander alle kans om op zijn schreden terug te keren.”
Een foute inschatting kan verstrekkende gevolgen hebben. „Er zijn twee uitersten. In het ene geval schoten de Amerikanen een Iraanse Airbus uit de lucht, in het andere geval verloren ze zelf zeventien man toen een bootje met explosieven tegen de USS Cole voer.”
Voor de commandant, met 25 jaar marine-ervaring, is het spanningsveld niet nieuw. Het sleutelwoord is training. „Je moet rustig blijven en een zakelijke, analytische berekening maken. Op basis van feiten, niet van aannames.”
Ontzag
Het hypermoderne stealthachtige fregat -onzichtbaar voor de vijandelijk radar- boezemt met zijn luchtdoelraketten, torpedo’s en 127 mm-kanon ontzag in. Zeekapers varen liever een blokje om. „Maar goed ook”, grijnst sergeant Mike. „Domme piraten die dit transport aanvallen.” Sinds de marine-escortes blijven aanvallen op VN-schepen uit. „De missie is daarmee geslaagd”, verklaart Vooijs.
Commandant en bemanning ervaren de beveiliging van het humanitaire project als zinvol. „We kunnen werkelijk iets betekenen. Het resultaat is heel tastbaar.”
Van één scheepslading van 3000 tot 5000 ton voedsel kunnen 250.000 mensen een maand eten. Het Nederlandse fregat heeft in drie maanden tijd acht escortes uitgevoerd, terwijl er nog zeven op stapel staan. „Wij leveren in totaal 40.000 tot 50.000 ton af. Zonder de marine was dat onmogelijk.”
Peacekeepers
Hr. Ms. Evertsen blijft buitengaats, de Fade-1 vaart verder. De special forces blijven met hun snelle rhibs nog even escorteren. Vanuit de haven vaart een bewapende speedboot op het voedseltransport af. Zwarte mannen staan achter zware mitrailleurs. Peacekeepers uit Uganda proberen orde op zaken te stellen in Somalië.
Sergeant Mike draagt het commando over de Fade-1 over aan Amison, de vredesmissie van de Afrikaanse Unie in Somalië. Missie voltooid.
Op de wal wacht WFP-manager Ahmed Marey. „Fantastisch werk van die Nederlanders”, zegt hij dankbaar. Over twee weken eindigt de taak van de Koninklijke Marine bij Somalië. Het WFP zoekt naarstig een opvolger.
De nood dringt. Mogadishu moordt. De Somaliër sterft.